Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Het verloop van het geding in hoger beroep
- het dossier van de procedure tussen DUWO en [geïntimeerde] voor de kantonrechter in de Rechtbank Den Haag, eindigend met het vonnis van die kantonrechter van 4 juli 2019 (hierna: het vonnis van de kantonrechter);
- de dagvaarding in hoger beroep met grieven van DUWO van 1 oktober 2019;
- de memorie van antwoord van [geïntimeerde] van 7 januari 2020;
- de brief van DUWO van 23 september 2020 met producties 7 t/m 13; en
- de mondelinge behandeling van 5 oktober 2020, waar partijen hun standpunten door hun advocaten hebben laten bepleiten aan hand van pleitnota’s die aan het procesdossier zijn toegevoegd.
2.De feiten
3.Het geding in eerste aanleg
4.De vorderingen in hoger beroep
5.De ontvankelijkheid van het hoger beroep
tenzij:
- de vordering waarover de rechter in eerste aanleg had te beslissen niet meer beloopt dan € 1.750,-; of
- in geval van een vordering van onbepaalde waarde, er duidelijke aanwijzingen bestaan dat de vordering geen hogere waarde vertegenwoordigt dan € 1.750,-;
- De vordering tot betaling heeft betrekking op € 23,91.
- Er bestaan duidelijke aanwijzingen dat de verklaringen voor recht een lagere waarde vertegenwoordigen dan € 1.750,-: