In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 5 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de Rechtbank Den Haag van 23 april 2019. De verdachte, geboren in 1960, was in eerste aanleg veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, wegens poging tot zware mishandeling. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. De tenlastelegging betrof een incident op 8 december 2017 te Nootdorp, waarbij de verdachte de aangever met zijn vuist op de slaap zou hebben geslagen en hem meerdere klappen in het gezicht zou hebben gegeven. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zou worden bevestigd.
Het hof heeft echter geoordeeld dat het vonnis niet in stand kan blijven. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte heeft gehandeld uit zelfverdediging en dat hij een geslaagd beroep op noodweer toekomt. De verdachte was op het moment van de aanranding door de aangever, die met een honkbalknuppel op hem afkwam, genoodzaakt om zich te verdedigen. Het hof heeft geconcludeerd dat de wijze van verdediging noodzakelijk en geboden was, en dat het toegepaste geweld in redelijke verhouding stond tot de aanranding. Hierdoor is de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging.
Daarnaast heeft de benadeelde partij, de aangever, een vordering tot schadevergoeding ingediend, maar deze is niet-ontvankelijk verklaard omdat de verdachte van alle rechtsvervolging is ontslagen. Het hof heeft de kosten die de verdachte heeft gemaakt in verband met de verdediging tegen de vordering begroot op nihil. Het arrest is uitgesproken in het openbaar op 5 oktober 2020.