[verdachte]
geboren te [geboortestad] op [geboortedag] 1994,
adres: [adres]
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op
9 oktober 2018, 4 februari 2019 en 20 mei 2020.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde en is ten aanzien van het beslag beslist zoals nader in het vonnis waarvan beroep omschreven.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 19 augustus 2013 te Delft en/of elders in Nederland en/of te Syrië,
heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een gewapende jihadistische groepering in Syrië, welke de gewapende Jihadstrijd in Syrië strijdt en/of voorstaat, in welke strijd terroristische misdrijven worden gepleegd,
welke organisatie tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven, te weten:
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft, (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 157 jo 176a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
- doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
- moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 289 jo 83 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
- de samenspanning en/of opzettelijke voorbereiding van en/of bevordering tot eerder vermelde misdrijven (zoals bedoeld in artikel 176b en/of 289a jo 96 lid 2) en/of
- het voorhanden hebben van een of meer wapens en/of van munitie van de categorieën II en/of III (zoals bedoeld in artikel 26 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie) (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken (zoals bedoeld in artikel 55 lid 1 en/of lid 5 van de Wet Wapens en Munitie)
immers heeft verdachte met een of meer anderen,
A. zich laten informeren over het afreizen naar het strijdgebied in Syrië en/of
B. de reis gemaakt naar Syrië ten behoeve van het zich begeven naar het strijdgebied en/of
C. deelgenomen aan een trainingskamp van Majlis Shura Mujahideen, althans een trainingskamp, ten behoeve van de gewapende Jihadstrijd in Syrië en/of
D. in Syrië deelgenomen en/of bijgedragen aan de gewapende Jihadstrijd gevoerd door de (terroristische) organisatie IS(IS/IL) en/of Jabhat al Nusra, althans aan IS en/of aan Al Qaida gelieerde terroristische organisaties, althans (een) terroristische organisatie die de gewapende Jihadstrijd voorstaat en/of
E. in Syrië (vuur)wapens gedragen en/of gebruikt;
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 19 augustus 2013 te Delft en/of elders in Nederland en/of te Syrië, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om ter voorbereiding en/of ter bevordering van de/het (meermalen) te plegen misdrij(f)(ven):
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft, (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 157 jo 176a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
- doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
- moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 289 jo 83 van het Wetboek van Strafrecht)
- een ander heeft trachten te bewegen om het misdrijf te plegen, te doen plegen of mede te plegen, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen en/of
- gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van het misdrijf aan zich of aan anderen heeft verschaft en/of
- voorwerpen voorhanden heeft gehad waarvan hij wist dat zij bestemd zijn tot het plegen van het misdrijf
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
A. zich laten informeren over het afreizen naar het strijdgebied in Syrië en/of
B. de reis gemaakt naar Syrië ten behoeve van het zich begeven naar het strijdgebied en/of
C. deelgenomen aan een trainingskamp van Majlis Shura Mujahideen, althans een trainingskamp, ten behoeve van de gewapende Jihadstrijd in Syrië en/of
D. in Syrië deelgenomen en/of bijgedragen aan de gewapende Jihadstrijd gevoerd door de (terroristische) organisatie IS(IS/IL) en/of Jabhat al Nusra, althans aan IS en/of aan Al Qaida gelieerde terroristische organisaties, althans (een) terroristische organisatie die de gewapende Jihadstrijd voorstaat en/of E. in Syrië (vuur)wapens gedragen en/of gebruikt,
in welke Jihadstrijd moord en/of doodslag en/of brandstichting en/of het teweegbrengen van ontploffingen worden gepleegd, telkens met een terroristisch oogmerk;
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 19 augustus 2013 te Delft en/of elders in Nederland en/of te Syrië, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk
zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of heeft trachten te verschaffen en/of kennis en/of vaardigheden heeft verworven en/of (een) ander(en) heeft bijgebracht tot het plegen van een terroristisch misdrijf en/of een misdrijf ter voorbereiding en/of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf, te weten:
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft, (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 157 jo 176a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
- doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
- moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 289 jo 83 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
- de samenspanning en/of opzettelijke voorbereiding van en/of bevordering tot eerder vermelde misdrijven (zoals bedoeld in artikel 176b en/of 289a en/of 96 lid 2 en/of 80 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
- het voorhanden hebben van een of meer wapens en/of van munitie van de categorieën II en/of III (zoals bedoeld in artikel 26 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie) (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken (zoals bedoeld in artikel 55 lid 1 en/of lid 5 van de Wet Wapens en Munitie)
zijnde die misdrijven telkens met een terroristisch oogmerk,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
A. zich laten informeren over het afreizen naar het strijdgebied in Syrië en/of
B. de reis gemaakt naar Syrië ten behoeve van het zich begeven naar het strijdgebied en/of
C. deelgenomen aan een trainingskamp van Majlis Shura Mujahideen, althans een trainingskamp, ten behoeve van de gewapende Jihadstrijd in Syrië,
in welke strijd moord en/of doodslag en/of brandstichting en/of het teweegbrengen van ontploffingen worden gepleegd, telkens met een terroristisch oogmerk.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 20 mei 2020 gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het aan de verdachte ten laste gelegde. Hij heeft hiertoe – kort gezegd – aangevoerd dat het op basis van het bewijsmateriaal niet anders kan zijn, dan dat de verdachte in Syrië heeft deelgenomen aan een trainingskamp van Majlis Shura Mujahideen. Hij concludeert dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle ten laste gelegde feiten.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof stelt voorop dat het de bewijsmiddelen in zijn geheel en onderlinge samenhang heeft beschouwd. Het hof stelt evenwel vast dat ten aanzien van de bewijsmiddelen afzonderlijk steeds het nodige valt te zeggen.
Op grond van de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] kan het hof vaststellen dat de verdachte gedurende de ten laste gelegde periode in Syrië is geweest. De [getuige 1] en [getuige 2] verklaren verder echter niet over de gedragingen en/of handelingen en/of bezigheden van de verdachte aldaar.
[getuige 1] heeft als getuige tegenover de raadsheer-commissaris (nr. 11) ontkend dat hij de verdachte in Syrië heeft ontmoet.
[getuige 2] heeft verklaard dat hij met [vriend]in Syrië is geweest en dat die vriend daar hetzelfde deed als hij (p. 51 en p. 52 van het zaakdossier).
[getuige 2] heeft echter in dat verband tevens verklaard dat hij naar Syrië is gegaan met het doel om mensen te helpen (p. 52 van het zaaksdossier). Dat de verdachte en [getuige 2], volgens [getuige 2], ‘hetzelfde’ deden in Syrië, is gelet op de context waarbinnen [getuige 2] dit heeft verklaard niet op te vatten als rechtstreeks belastend voor de verdachte en in die zin bijdragend aan het bewijs voor het aan de verdachte ten laste gelegde.
[getuige 3] heeft verklaard dat de verdachte aan hem heeft verteld dat hij aan de gewapende strijd in Syrië heeft meegedaan en dat hij heeft gevochten voor Jabhat al Nusra. Verder hebben zij met elkaar gepraat over de Mujahideen en het uit elkaar halen van wapens (p. 96 van het zaaksdossier).
De vraag of de verdachte het voorgaande daadwerkelijk aan [getuige 3] heeft verteld kan naar het oordeel van het hof onbeantwoord blijven. Ook als de verdachte het voorgaande inderdaad aan [getuige 3] vertelde, blijft onduidelijk of en in hoeverre die uitlatingen (onder meer over een ‘23’, waarmee vliegtuigen uit de lucht geschoten kunnen worden) op waarheid berustten of voor grootspraak moeten worden gehouden. Het hof is van oordeel dat deze verklaring van horen zeggen van [getuige 3] onvoldoende redengevend is voor het bewijs van hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd. Ook [getuige 3] zelf spreekt als getuige bij de raadsheer-commissaris (nr. 12) van een mogelijk misverstand.
Een belangrijk aanknopingspunt in het dossier is de verklaring van [getuige 4]. [getuige 4] heeft de verdachte herkend als ‘[naam], en heeft verklaard dat de verdachte ook in het kamp was en in één kamer zat met andere Nederlanders (p. 73 en p. 77 van het zaaksdossier). Voorts heeft [getuige] in zijn eigen (Belgische) strafzaak in detail verklaard over hoe het in zijn algemeenheid in het kamp van Majlis Shura Mujahideen eraan toe ging. Die verklaring is tevens aan het onderhavige dossier toegevoegd. Onder meer heeft [getuige 4] verklaard dat deelname aan het trainingskamp verplicht was voor nieuwkomers, en heeft hij verklaard wat zoal tijdens die trainingen werd geleerd.
Het hof is echter van oordeel dat hetgeen [getuige 4] heeft verklaard ten aanzien van de verdachte onvoldoende specifiek is. Niet kan op grond hiervan worden vastgesteld dat de verdachte - in de zin van artikel 134a Sr - heeft deelgenomen aan dit trainingskamp van Majlis Shura Mujahideen. Dat [getuige 4] niet specifiek over handelingen of gedragingen van de verdachte in relatie tot het ten laste gelegde heeft verklaard kan gelegen zijn in de omstandigheid dat [getuige 4] in deze zaak niet omtrent genoemde verklaringen in relatie tot de verdachte is kunnen worden bevraagd. Wat hier ook van zij, hetgeen thans aan verklaringen van [getuige 4] in het dossier voorhanden is, is naar het oordeel van het hof onvoldoende redengevend voor het bewijs van de aan de verdachte ten laste gelegde feiten.
Het is vaste rechtspraak van de Hoge Raad dat een ambtsbericht van de Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst (verder: AIVD) of MIVD in beginsel tot het bewijs mag worden gebezigd. De strafrechter zal echter van geval tot geval met de nodige behoedzaamheid moeten beoordelen of het materiaal, gelet op de soms beperkte toetsbaarheid, tot het bewijs kan meewerken.
Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat het ambtsbericht van de AIVD van 30 augustus 2013 niet kan dienen als bewijsmiddel. In dit geval zou er sprake kunnen zijn van zogenoemde ‘dubbeltelling’; onvoldoende blijkt dat het gebaseerd is op informatie die los staat van ander bewijsmateriaal in het dossier.
Op grond van het voorgaande en gelet op hetgeen zich overigens in het dossier bevindt, zijn de verklaringen van [getuigen] noch zelfstandig, noch in samenhang bezien, voldoende om vast te kunnen stellen dat de verdachte heeft deelgenomen aan een trainingskamp ten behoeve van de gewapende Jihadstrijd in Syrië. Daarmee valt de basis weg voor alle ten laste gelegde feiten. Het hof is dan ook van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan integraal zal worden vrijgesproken.
(Voorwaardelijke) verzoeken
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 20 mei 2020 voorwaardelijke verzoeken tot het horen van [getuigen], advocaat-generaal [naam] en de bron(nen) van de zich in het dossier bevindende ambtsberichten van de AIVD en/of CIE en/of TOOI als getuigen gedaan. Gelet op de integrale vrijspraak is de voorwaarde waaronder die verzoeken zijn gedaan niet vervuld en behoeven deze geen verdere bespreking.
Op 9 oktober 2018 heeft het hof de beslissing op het verzoek tot het horen van Van Marle als deskundige aangehouden. Ter terechtzitting van 20 mei 2020 heeft de raadsman dit verzoek in voorwaardelijke vorm herhaald. Ook ten aanzien van dit thans voorwaardelijk verzoek is het hof van oordeel dat de voorwaarde waaronder dit verzoek is gedaan, gelet op de integrale vrijspraak, niet is vervuld en dat derhalve ook dat verzoek geen verdere bespreking behoeft.
Het hof zal de teruggave aan de verdachte gelasten van de op de beslaglijst onder 1 tot en met 4 genummerde voorwerpen.