ECLI:NL:GHDHA:2020:2602

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
31 december 2020
Publicatiedatum
12 januari 2021
Zaaknummer
2200121120
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met zware mishandeling door blazen in de richting van slachtoffer tijdens coronacrisis

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 31 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1996, werd beschuldigd van openlijke geweldpleging en bedreiging met zware mishandeling. De tenlastelegging betrof incidenten die plaatsvonden op 11 april 2020 te 's-Gravenhage, waarbij de verdachte de aangever meermalen tegen het gezicht heeft geslagen en hem heeft bedreigd door in zijn richting te blazen en daarbij het woord 'Corona' te roepen. Het hof oordeelde dat het handelen van de verdachte geschikt was om bij de aangever de vrees te doen ontstaan voor zwaar lichamelijk letsel, gezien de context van de coronacrisis en de ernst van de bedreiging. De verdachte werd in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 weken, waarvan 10 weken voorwaardelijk. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het vonnis zou worden bevestigd, maar het hof kwam tot de conclusie dat het vonnis niet in stand kon blijven. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 weken, met aftrek van voorarrest. De uitspraak benadrukt de ernst van bedreigingen in de context van de coronapandemie en de impact daarvan op de slachtoffers.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001211-20
Parketnummer: 09-099478-20
Datum uitspraak: 31 december 2020
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 22 april 2020 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 weken, met aftrek van voorarrest, waarvan 10 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Voorts is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 april 2020 te 's-Gravenhage op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats (te weten op de [straat] te 's-Gravenhage), in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] en/of tegen een goed, te weten een personenauto (merk Audi kenteken [kentekennummer]) door
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, te stompen/slaan tegen/in/op het gezicht, terwijl dat enig lichamelijk letsel, te weten een gezwollen lip en/of een gebroken neus, voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad en/of meermalen, althans eenmaal tegen een personenauto (merk Audi kenteken [kentekennummer]) - waarin die [slachtoffer] gezeten was - te schoppen/trappen en/of te slaan/stompen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 april 2020 te 's-Gravenhage [slachtoffer] heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal tegen het gezicht van die [slachtoffer] te stompen/slaan;
2.
hij op of omstreeks 11 april 2020 te 's-Gravenhage [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door (via het autoraam) richting die [slachtoffer] te hijgen en/of te blazen en/of daarbij te zeggen/roepen: "Corona";
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 april 2020 te 's-Gravenhage opzettelijk [slachtoffer], in zijn tegenwoordigheid, mondeling, heeft beledigd door hem de woorden toe te voegen: "Corona", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, behoudens ten aanzien van de opgelegde straf en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 weken, met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op
of omstreeks11 april 2020 te 's-Gravenhage op of aan de openbare weg en
/ofop een voor het publiek toegankelijke plaats (te weten op de [straat] te 's-Gravenhage), in vereniging geweld heeft gepleegd
tegen een persoon, te weten [slachtoffer] en/oftegen een goed, te weten een personenauto (merk Audi kenteken [kentekennummer]) door
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, te stompen/slaan tegen/in/op het gezicht, terwijl dat enig lichamelijk letsel, te weten een gezwollen lip en/of een gebroken neus, voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad en/ofmeermalen
, althans eenmaaltegen
diepersonenauto (merk Audi kenteken [kentekennummer]) - waarin die [slachtoffer] gezeten was - te schoppen
/trappenen
/ofte slaan
/stompen;
2.
hij op
of omstreeks11 april 2020 te 's-Gravenhage [slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/ofmet zware mishandeling, door
(via het autoraam
)richting die [slachtoffer] te hijgen en
/ofte blazen en
/ofdaarbij te zeggen
/roepen: "Corona".
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
De raadsman van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep overeenkomstig zijn pleitaantekeningen – kort en zakelijk weergegeven – op het standpunt gesteld dat de verdachte van het onder 2 primair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken, aangezien bij de aangever redelijkerwijs geen vrees voor zware mishandeling kon ontstaan. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte, terwijl hij het woord “Corona” noemde, niet heeft gespuugd of gehoest, maar slechts heeft geblazen in de richting van de aangever.
Het hof stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging met zware mishandeling is vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht.
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast.
De verdachte heeft geblazen in de richting van de aangever en daarbij het woord “Corona” gezegd, op een moment waarop Nederland in een crisis verkeerde vanwege de uitbraak van het coronavirus. Dit betreft een besmettelijk virus, waartegen destijds nog geen vaccin beschikbaar was. De overheid heeft bijzondere en verstrekkende maatregelen opgelegd om de verspreiding van het virus tegen te gaan, waaronder het houden van anderhalve meter afstand tot een ander.
Het hof stelt vast dat de verdachte zich op korte afstand van de aangever bevond op het moment dat hij (hard) in de richting van de aangever blies. Immers, de verdachte stond op dat moment direct naast de bestuurdersportier en heeft door het open raam in de richting van de aangever geblazen, die gezeten op de bestuurderstoel diens adem in zijn gezicht voelde. Bepaald niet uitgesloten is dat op die korte afstand (binnen anderhalve meter) ook luchtdruppels worden overgedragen die tot besmetting kunnen leiden (Vgl. de door de raadsman aangehaalde conclusie van advocaat-generaal mr. F.W. Bleichrodt (ECLI:NL:PHR:2020:1152), randnummers 29 en 30).
Daarnaast heeft de verdachte niet alleen uitgeademd, maar heeft hij actief in de richting van de aangever geblazen. De verdachte heeft weliswaar niet gespuugd of gehoest, maar het hof acht het gericht blazen vanaf een zo korte afstand als hier aan de orde in de richting van de aangever in combinatie met het zeggen van het woord “Corona” geschikt om bij de aangever in redelijkheid de vrees te doen ontstaan dat hij zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Immers, het coronavirus kan ernstige klachten veroorzaken, waarbij medisch ingrijpen noodzakelijk kan zijn en waarvan het herstel geruime tijd kan duren.
Het hof is op grond hiervan van oordeel dat de aard van de ten laste gelegde gedraging van de verdachte in de gegeven omstandigheden een bedreiging met zware mishandeling van de aangever oplevert.
Het hof komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 2 primair ten laste gelegde.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:

openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen.

Het onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:

bedreiging met zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging, door tegen de auto van de aangever te schoppen, terwijl de aangever en zijn vriendin in de auto zaten. Door aldus te handelen hebben de verdachte en zijn mededaders er blijk van gegeven geen respect te hebben voor andermans bezittingen en hebben zij de aangever en zijn vriendin overlast bezorgd en schrik aangejaagd. Bovendien hebben zij door hun handelwijze inbreuk gemaakt op de openbare orde.
Voorts heeft de verdachte zich op de bewezen verklaarde wijze schuldig gemaakt aan bedreiging. Het hof houdt er in strafverzwarende zin rekening mee dat de verdachte heeft gedreigd met besmetting met het coronavirus, op een moment waarop Nederland in een crisis verkeerde vanwege de uitbraak van het virus.
De bedreiging in combinatie met het schoppen tegen de auto is voor de aangever beangstigend geweest. De verdachte heeft zich zeer agressief en recalcitrant gedragen. Dit rekent het hof de verdachte in strafverzwarende zin aan, temeer nu de aangever zomaar door de verdachte is belaagd, zonder dat daartoe enige aanleiding is geweest.
In het voordeel van de verdachte heeft het hof acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 1 december 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 57, 141 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van
voorarrestis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf
in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. L.C. van Walree, mr. D.M. Thierry en R. van der Hoeven, in bijzijn van de griffier mr. L.E.M. Marsman.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 31 december 2020.
Mr. R. van der Hoeven is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
Mr. L.E.M. Marsman is buiten staat dit arrest te ondertekenen.