ECLI:NL:GHDHA:2020:2421
Gerechtshof Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verzoek om deskundige benoeming in jeugdzorgzaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 2 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de moeder om een deskundige te benoemen in het kader van de ondertoezichtstelling van haar minderjarige kind. De moeder was in hoger beroep gekomen van een eerdere beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Den Haag, waarin haar verzoek om een onderzoek naar de mogelijkheid van terugplaatsing van de minderjarige bij haar was afgewezen. De moeder stelde dat er onvoldoende hulpverlening was ingezet en dat de gecertificeerde instelling niet bereid was om de minderjarige terug te plaatsen. Het hof overwoog dat het verzoek van de moeder niet ontvankelijk was, omdat het hof niet de behandeling voorlag van een verzoek betreffende ondertoezichtstelling of uithuisplaatsing. Het hof benadrukte dat het onderzoek dat de moeder verzocht niet relevant was voor de beslissing in deze zaak, aangezien er geen beslissing over de ondertoezichtstelling of beëindiging van het ouderlijk gezag voorlag. De moeder werd niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek ex artikel 810a Rv, en het hof verwees naar de eerdere beschikking van de rechtbank waarin de gecertificeerde instelling de gelegenheid had gekregen om vragen over het toekomstperspectief van de minderjarige te beantwoorden. De beslissing van het hof werd genomen in het belang van de minderjarige, waarbij de rechter de belangen van het kind vooropstelde.