ECLI:NL:GHDHA:2020:2409

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2020
Publicatiedatum
11 december 2020
Zaaknummer
200.275.740-01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking inzake vervangende machtiging voor onderhoud aan gemeenschappelijke delen van een appartementsrecht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 22 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van [verzoekster] tegen de Vereniging van Eigenaars (VvE) Bergsingel Woningen. [Verzoekster] had hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de kantonrechter in Rotterdam, waarin de VvE was gemachtigd om noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden aan het gemeenschappelijke CLV-systeem in haar appartement uit te voeren. De VvE had deze machtiging aangevraagd omdat [verzoekster] weigerde toegang te verlenen voor onderhoud, wat leidde tot een risico op verstopping en lekkages in de gemeenschappelijke delen. Het hof oordeelde dat de VvE een rechtmatig belang had bij het onderhoud en dat de weigering van [verzoekster] om toegang te verlenen niet gerechtvaardigd was. Het hof bekrachtigde de beslissing van de kantonrechter en wees de grieven van [verzoekster] af. Tevens werd [verzoekster] veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht

Zaaknummer : 200.275.740/01
Zaaknummer rechtbank : 7895966 VZ VERZ 19-14676

Beschikking van 22 december 2020

inzake:

[verzoekster] ,

wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: [verzoekster] ,
advocaat: mr. S.M. Singh te Amsterdam,
tegen:
Vereniging van Eigenaars Bergsingel/Berkelselaan/Voorburgstraat/Gordelweg (woningen), (ook wel genoemd: Vereniging van Eigenaars Bergsingel Woningen),
gevestigd te Rotterdam,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de VvE,
advocaat: mr. M.A. Schippers-van de Weerdhof te Arnhem.

Het verloop van het geding

Bij beroepschrift, bij het hof binnengekomen op 16 maart 2020, heeft [verzoekster] hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 18 februari 2020 (gepubliceerd onder ECLI:NL:RBROT:2020:10858, hierna: de beschikking). In het beroepschrift (met producties) heeft [verzoekster] dertien grieven tegen de beschikking aangevoerd. De VvE heeft de grieven bij verweerschrift (met producties) bestreden. Na toestemming door het hof heeft [verzoekster] nog gereageerd bij conclusie (met producties). De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 november 2020, waarbij partijen hun standpunten nader hebben toegelicht, dit mede aan de hand van pleitnotities. Van de zitting is proces-verbaal opgemaakt. De leden van de VvE zijn als belanghebbende opgeroepen en in de gelegenheid gesteld de zitting bij te wonen maar hebben daarvan geen gebruik gemaakt.

Feiten

1. De feiten die de kantonrechter in de beschikking (ro. 2.1 tot en met ro. 2.11) heeft vastgesteld zijn niet bestreden, met dien verstande dat [verzoekster] ten aanzien van de vaststelling in 2.4 van de beschikking (met grief 9) betwist dat de VvE het daar genoemde contract met Comfort Services
rechtsgeldigheeft gesloten. Laatstgenoemde kwestie zal hierna nog aan de orde komen. Het hof zal de feiten die de kantonrechter voor het overige heeft vastgesteld, als vaststaand aannemen.
Zakelijk weergegeven en voor zover in hoger beroep van belang, gaat het geschil tussen partijen om het volgende.
(1.1) Bij akte van ondersplitsing van 30 december 2004 is het ten processe bedoelde appartementsrecht (zie ro. 2.1 beschikking) ondergesplitst in 139 afzonderlijke appartementsrechten. Het gaat daarbij om 139 woningen met toebehoren (hierna ook: het woningcomplex). Het in de beschikking genoemde modelreglement 1992 met aanvulling bij akte (hierna: het Modelreglement), is van toepassing verklaard. Tevens is toen de VvE opgericht.
De aan [verzoekster] toebehorende woning, gelegen aan de [adres] te Rotterdam, behoort tot het woningcomplex. [verzoekster] is van rechtswege lid van de VvE.
(1.2) Relevante passages van het Modelreglement zijn in ro. 2.1 van de beschikking geciteerd. Het hof verwijst hiernaar. Samengevat komen deze citaten op het volgende neer:
- De betreffende eigenaar of gebruiker moet toegang tot de eigen woning geven
voor noodzakelijk onderhoud aan gemeenschappelijke zaken.
- Op grond van artikel 41 Modelreglement heeft het bestuur van de VvE machtiging van de vergadering nodig voor het instellen van rechtsvorderingen. Het bestuur heeft geen machtiging nodig om in een geding verweer te voeren.
(1.3) Alle woningen in het woningcomplex hebben de beschikking over een eigen cv-ketel. Ten behoeve van deze cv-ketels is (onder meer) het woningcomplex voorzien van een CLV-systeem waarbij via buizen lucht naar binnen wordt aangezogen en rookgassen naar buiten worden uitgeblazen. In een aantal woningen, waaronder de aan [verzoekster] toebehorende woning, bevindt zich een inspectieluik dat toegang geeft tot het CLV-systeem om onderhoud te kunnen uitvoeren. Daarnaast heeft iedere woning een WTW-installatie (een WarmteTerugWin-installatie).
(1.4) In 2015 heeft de VvE een contract gesloten met Comfort Services B.V. (hierna: Comfort Services) voor het verrichten van onderhoud aan het CLV-systeem.
(1.5) [verzoekster] weigert, ondanks herhaalde verzoeken van het bestuur van de VvE, om toegang te verlenen aan medewerkers van Comfort Services voor onderhoud aan het CLV-systeem (door Comfort Services in haar briefkaarten aan [verzoekster] ‘werkzaamheden aan uw mechanisch ventilatiesysteem genoemd’; prod. 5a en 5b bij het inleidend verzoekschrift). Dit heeft geleid tot agendering van deze kwestie op de vergadering (hierna ook: de ALV) van 8 mei 2019.
(1.6) De leden van de VvE zijn op 2 april 2019 uitgenodigd voor deze vergadering , met bijvoeging van de agenda. Agendapunt 15 is in de uitnodiging als volgt omschreven:
Besluitvorming mandaat bestuur starten gerechtelijke procedure vervangende machtiging.Indien eigenaren geen toegang verlenen voor het plegen van onderhoud aan gemeenschappelijke delen dient een vervangende machtiging te worden aangevraagd. Het voorstel is het bestuur te mandateren om dit in voorkomende gevallen te doen, zonder dat hieraan een nadere besluitvorming van de Vergadering benodigd is.”[verzoekster] is niet op deze ALV aanwezig geweest. Zij heeft zich evenmin laten vertegenwoordigen.
(1.7) Bij brieven van 1 mei 2019 en 8 mei 2019 heeft de toenmalige advocaat van [verzoekster] over dit onderwerp aan de VvE geschreven.
De brief van 1 mei 2019 luidt onder meer als volgt:
“Cliënte, mevrouw [verzoekster] , ontving de uitnodiging voor de jaarlijkse vergadering van eigenaars namens het bestuur van VvE Bergsingel Woningen met de daarbij behorende agenda.Onder punt 15 wordt een ongeclausuleerd mandaat aan het bestuur voorgesteld om namens de VvE te kunnen procederen teneinde een vervangende machtiging te verkrijgen voor het geval een individuele eigenaar geen toegang verleent voor het plegen van onderhoud aan gemeenschappelijke delen. (…) In de toelichting van het agendavoorstel komt niet tot uitdrukking dat de voorlopige weigering van mijn cliënte mee te werken aan betreding niet voortvloeit uit onwil, maar het enkele gevolg is van het feit dat de werkzaamheden aan het CLV-systeem het functioneren van de WTW-installatie kan beïnvloeden, terwijl de WTW-installatie niet naar behoren en zorgwekkend functioneert en daarover een gerechtelijke procedure loopt.Om goed een besluit te kunnen nemen dient de vergadering op de hoogte te zijn van het feit dat de WTW-installatie niet naar behoren en zorgwekkend functioneert, dat daarover een procedure loopt en dat werkzaamheden aan het CLV-systeem daarop van invloed kunnen zijn met gevolgen. (…) Niet te begrijpen is, waarom geen afspraken gemaakt zouden kunnen worden over de werkzaamheden aan het CLV-systeem, nadat nog dit jaar tevens een uitspraak beschikbaar is die betrekking heeft op de met het CLV-systeem in verbinding staande WTW-installatie. (…)”
1.8) De notulen van de vergadering van 8 mei 2019 houden onder meer het volgende in:
2. Vaststelling aantal aanwezige stemmen.VvE Bergsingel woningen: Er zijn 82 van de beschikbare 139 stemmen aanwezig dan wel vertegenwoordigd met een volmacht. Dit zijn voldoende stemmen om gewone besluiten te kunnen nemen (….)VvE Bergsingel Parkeergarage:Er zijn 123 van de beschikbare 168 stemmen aanwezig dan wel vertegenwoordigd met een volmacht (….)VvE Bergsingel hoofdsplitsing:Er zijn 300 stemmen van de beschikbare 300 stemmen aanwezig dan wel vertegenwoordigd met een volmacht. (…)(….)15. Besluitvorming mandaat bestuur starten gerechtelijke procedure vervangende machtiging.De VvE loopt bij het uitvoeren van onderhoudswerken (aan de gemeenschappelijke delen) er tegen aan dat er geen toegang wordt verleend om bij het gemeenschappelijke deel te komen. Waar de VvE nu vooral tegenaan loopt is dat er sinds 3 jaar geen onderhoud kan worden uitgevoerd aan de gemeenschappelijke CLV-leidingen (alleen bereikbaar via appartement Bergsingel met huisnummer:5a). Er zijn 2 brieven ontvangen van de advocaat van de desbetreffende eigenaar met daarin bezwaren tegen het uitvoeren van onderhoud. De eerste brief is geplaatst op Twinq. Om de 2e brief van heden door te nemen wordt wat leestijd ingelast. De voorzitter leest de brief van de advocaat voor. De voorzitter vraagt de Vergadering hoe met deze kwestie om te gaan en een besluit te nemen.Besluit:De Vergadering machtigt het bestuur tot het instellen van een rechtsvordering, het starten van een procedure daaronder begrepen, tegen de eigenaar (nr. [nummer] ) die na een laatste verzoek geen medewerking/toestemming geeft het privé gedeelte te (laten) betreden om daar werkzaamheden aan de gemeenschappelijke CLV-installatie uit te laten voeren. De vergadering machtigt het bestuur tevens om in rechte aanspraak te maken op betaling van een op te leggen boete. (…)Het hof zal dit besluit samenvatten als ‘de procesmachtiging’.
(1.9) Comfort Services heeft op 31 oktober 2019 per e-mail (prod.11 verweerschrift) onder meer verklaard dat het CLV-systeem volledig los staat van de WTW-installatie en dat periodiek onderhoudswerkzaamheden (in de vorm van schoonmaken en doorspoelen) uitgevoerd moeten worden aan het CLV-systeem. Volgens Comfort Services gaat het om een routineklus. Comfort Services heeft hier aan toegevoegd:
“Doordat er al meerdere jaren geen onderhoud is geweest is er een risico aanwezig dat de condensafvoer is verstopt, waardoor het collectieve rookgaskanaal gedeeltelijk is gevuld met condenswater. Dit condenswater kan vervolgens vrij komen tijdens het verwijderen van het inspectiedeksel, met waterschade tot gevolg.”Bij e-mail van 4 juni 2020 (prod.15 verweerschrift in hoger beroep) heeft Comfort Services deze verklaring in grote lijnen herhaald en nader toegelicht, onder meer als volgt:
“(…) In deze rookgassen, en dus ook in het vrijgekomen condenswater zit aluminium oxidant welke vrijkomt bij verbranding van de CV-ketels. Deze aluminium oxidant kan (samen met overige vervuiling zoals vliegjes, etc.) een verstopping van de condenspot tot gevolg hebben. Vandaar dat deze periodiek gereinigd dient te worden”.

De procedure in eerste aanleg

2.
[verzoekster]heeft verzocht
primair:de procesmachtiging te vernietigen op grond van artikel 5:130 juncto artikel 2:15 lid 1 sub b BW;
Subsidiair: dit besluit op te schorten totdat de rechtbank Rotterdam (sector bestuursrecht) in de procedure met betrekking tot de WTW-installatie uitspraak heeft gedaan.
3. Aan dit verzoek heeft [verzoekster] (samengevat) ten grondslag gelegd dat zij een groot belang heeft om toestemming voor onderhoud aan het CLV-systeem te weigeren zolang niet door de rechtbank Rotterdam is beslist in de bestuursrechtelijke procedure die zij tegen het college van burgemeester en wethouders voert over haar zeer slecht functionerende WTW-installatie. Die procedure is erop gericht te laten vaststellen dat de WTW-installatie niet voldoet aan de bouwregelgeving. Op grond daarvan wil zij (de opdrachtgever(s) van) de bouwer(s) van het complex aansprakelijk stellen. [verzoekster] vreest dat tussentijds onderhoud aan het CLV-systeem zal worden aangegrepen om aansprakelijkheid van de hand te wijzen, omdat beide systemen met elkaar in verbinding staan (het hof zal hierna in dit verband in navolging van [verzoekster] , spreken over de ‘causaliteitsdiscussie’). Anders dan de VvE stelt staan de beide systemen wel met elkaar in verbinding, aldus nog steeds [verzoekster] . Bovendien kan zij niet controleren of het vergaderbesluit van 8 mei 2019 rechtsgeldig tot stand is gekomen.
4.
De VvEheeft een tegenverzoek ingediend en daarbij verzocht om een vervangende machtiging te verlenen om werkzaamheden aan het CLV-systeem in het appartement van [verzoekster] aan de [adres] te Rotterdam te laten verrichten en daarbij tevens aan de VvEtoestemming te verlenen om daartoe al dan niet met behulp van de sterke arm het appartement te betreden, dit alles onder verbeurte van een dwangsom.
5. Volgens de VvE gaat het om noodzakelijke werkzaamheden aan gemeenschappelijke delen, die alleen via het inspectieluik in de woning van [verzoekster] uitgevoerd kunnen worden. [verzoekster] weigert dit ten onrechte en in strijd met artikel 18 van het Modelreglement, aldus de VvE.
6. De kantonrechter heeft geen grond aanwezig geacht om het vernietigingsverzoek van [verzoekster] toe te wijzen, zodat dit is afgewezen. De verzoeken van de VvE zijn bij de beschikking toegewezen, met veroordeling van [verzoekster] in de proceskosten.

De procedure in hoger beroep

7. [verzoekster] is bij beroepschrift tegen deze beslissingen opgekomen. De grieven daarin leggen het geschil in volle omvang aan het hof voor. Het gaat daarbij (i) over de door [verzoekster] (op grond van artikel 5:130 BW) gevorderde (en door de kantonrechter afgewezen) vernietiging van de procesmachtiging en (ii) de door de VvE (op grond van artikel 5:121 BW) gevorderde (en door de kantonrechter toegewezen) vervangende machtiging. De VvE heeft de grieven bestreden.

De procesmachtiging (i)

De formele kant daarvan
8. Volgens [verzoekster] is dit besluit nietig, althans vernietigbaar wegens strijd met de wettelijke en statutaire bepalingen. Er heeft volgens [verzoekster] geen rechtsgeldige vergadering in de hoofd- en ondersplitsing plaatsgevonden. Het CLV-systeem-systeem heeft immers ook betrekking op de bedrijfsruimten (hoofdsplitsing). Zij heeft niet (tijdig) een oproep (met agenda) voor de vergadering in de ondersplitsing ontvangen en (mede daardoor) het vereiste quorum is niet aanwezig geweest. Er is in de notulen niet bij naam aangegeven welke leden wel/niet aanwezig waren, terwijl evenmin de stemverhouding is vermeld. Dit is mede van belang omdat de stichting Havensteder grooteigenaar is en een groot aantal stemrechten heeft. Dit betekent dat de stemverhouding ten onrechte niet inzichtelijk is gemaakt (en niet te controleren is). In de hoofdvergadering is geen stem uitgebracht. Daarnaast is dit besluit in strijd met de redelijkheid en billijkheid, aldus nog steeds [verzoekster] .
9. Het hof oordeelt als volgt.
De stelling van [verzoekster] dat ze niet deugdelijk is opgeroepen voor de vergadering van 8 mei 2019 wordt verworpen. Niet weersproken is dat de leden van de VvE op 2 april 2019 zijn uitgenodigd voor de ALV van de VvE (wonen) van 8 mei 2019 en dat de agenda met onder meer agendapunt 15 was bijgevoegd (zie ro. 1.6). Agendapunt 15 betrof een algemeen mandaat. De ALV heeft het mindere toegewezen, te weten een op het geval van [verzoekster] toegespitste procesmachtiging. Deze viel onder het bereik van dit agendapunt. Ook staat vast dat namens [verzoekster] inhoudelijk is gereageerd op dit agendapunt, onder meer bij brieven van 1 mei en 8 mei 2019 (zie ro. 1.7) en dat deze brieven bovendien ter kennis zijn gebracht van de vergadering. Onder deze omstandigheden valt niet in te zien waarom [verzoekster] niet behoorlijk, althans niet tijdig, voor de ALV zou zijn opgeroepen.
10. De kwestie van de aan de ALV gevraagde procesmachtiging is, zoals uit het voorgaande voortvloeit, deugdelijk aan de vergadering voorgelegd.
Nu dit geschil de VvE (wonen) aangaat, valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien waarom ook de vergadering van de hoofdsplitsing mee zou moeten beslissen, mocht [verzoekster] dit hebben willen betogen. De omstandigheid dat kennelijk ook een CLV-systeem aanwezig is in het bedrijfsruimtedeel van het complex maakt dit niet anders.
10. Het beroep op het ontbreken van het vereiste quorum wordt eveneens verworpen. Blijkens de notulen van de ALV van de VvE (wonen) waren 82 van de 139 stemmen ter vergadering aanwezig. Hiermee is voldaan aan de quorumeis van tenminste de aanwezigheid van de helft van het aantal uit te brengen stemmen om rechtsgeldig (gewone) meerderheidsbesluiten te kunnen nemen. Dit heeft de VvE onweersproken (bij verweerschrift in hoger beroep nummer 24) betoogd en strookt ook met artikel 37 van het Modelreglement 1992.
10. Het besluit is met de vereiste volstrekte meerderheid van stemmen (tenminste 50% + 1) genomen. Dit volgt uit de notulen, zoals hiervóór weergegeven, mede gelet op de niet (voldoende) betwiste) stelling van de VvE, aangevoerd tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep (pleitnota, alinea 8, en mondelinge toelichting), dat er enkel stemmen vóór waren, althans dat er geen tegenstemmen waren. Hierbij geldt dat (los van het feit dat voor de stemverhouding niet relevant is of er stemmen van meerderheids-eigenaars bij zitten, zoals in dit geval Havensteder) de 31 stemmen van Havensteder, gelet op de unanimiteit van de beslissing, niet de doorslag kunnen hebben gegeven. De stelling van [verzoekster] dat de stemverhouding niet inzichtelijk is gemaakt, wordt dan ook, wat hier ook van zij, als niet relevant verworpen.
10. Er is kortom geen aanwijzing dat er formele bezwaren kleven aan (de totstandkoming van) het besluit om het bestuur de procesmachtiging te verlenen.
De inhoudelijke kant van de verleende procesmachtiging
10. [verzoekster] stelt dat dit besluit in strijd is met de redelijkheid en billijkheid, omdat de belangen van de VvE om het onderhoud aan het CLV-systeem te laten plegen gering zijn, terwijl zij zelf een groot belang heeft in verband met de causaliteitsdiscussie.
10. Het hof is van oordeel dat dit besluit niet in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. De VvE wacht inmiddels al ongeveer vijf jaar met noodzakelijk onderhoud aan het CLV-systeem. Zonder dit (overigens eenvoudig en routinematig) onderhoud bestaat een risico op verstopping en lekkages in de gemeenschappelijke delen. Dit is een serieus belang dat (het bestuur van) de VvE zich terecht heeft aangetrokken. Onder deze omstandigheden is het niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid dat de ALV toestemming heeft verleend om de zaak aan de rechter voor te leggen. Het door [verzoekster] gestelde belang bij een langer uitstel van het onderhoud doet hier niet aan af.
10. Het verzoek van [verzoekster] tot vernietiging van de door de ALV verleende procesmachtiging is terecht afgewezen. Daarmee is er ook geen grond voor de verzochte opschorting van dit besluit. De hiertegen gerichte grieven worden verworpen en hoeven verder niet afzonderlijk besproken te worden omdat deze niet tot vernietiging van de beschikking van de kantonrechter kunnen leiden.
De door de kantonrechter aan de VvE verleende vervangende machtiging (ii)
10. [verzoekster] betwist niet dat zij op grond van artikel 18 lid 3 van het Modelreglement, zoals nader aangevuld bij splitsingsakte, verplicht is toestemming en medewerking te verlenen aan noodzakelijk onderhoud aan gemeenschappelijke delen en daarvoor toegang te verlenen tot de in haar appartement aanwezige inspectieluiken/ vloerluiken. Desondanks weigert [verzoekster] sinds 2015 toestemming te verlenen voor onderhoud aan het gemeenschappelijke CLV-systeem, dat alleen toegankelijk is via een inspectieluik in haar appartement. Zij stelt dat dit onderhoud zal leiden tot een causaliteitsdiscussie met (de opdrachtgever(s) van) bouwer(s) als niet eerst in de bestuursrechtelijke procedure is vastgesteld dat de WTW-installatie niet voldoet aan de bouwregels (zie ro. 3).
10. Naar het oordeel van het hof is blijkens het voorgaande komen vast te staan dat het door de VvE gewenste onderhoud aan het CLV-systeem (dringend) noodzakelijk is. Daarnaast staat vast dat het gaat om een simpele routineklus die niet lang zal duren.
10. Hier tegenover staat de door [verzoekster] gestelde causaliteitsdiscussie.
Los van de vraag of aannemelijk is dat door het onderhoud aan het CLV-systeem de bedoelde causaliteitsdiscussie zal ontstaan – de VvE heeft dit betwist – acht het hof het door [verzoekster] gestelde belang niet opwegen tegen het belang van de VvE om noodzakelijk onderhoud te doen plegen aan het CLV-systeem. Het hof zal dit hierna verder toelichten.
10. Er is geen concrete aanwijzing óf en wannéér in de bestuursrechtelijke procedure over de causaliteitsdiscussie zal worden beslist. In de brief van 1 mei 2019 (zie ro. 17) werd namens [verzoekster] nog betoogd dat de uitspraak dat jaar (dus in 2019), beschikbaar zou zijn, maar er is op het moment van het sluiten van het onderhavige onderzoek (op 23 november 2020) nog steeds geen beslissing hierover.
Ook heeft [verzoekster] geen voldoende concrete informatie verstrekt over de aard, inhoud en stand van zaken van de bestuursrechtelijke procedure. Onder deze omstandigheden heeft het hof geen mogelijkheid gekregen om de stellingen van [verzoekster] over de causaliteitsdiscussie in deze procedure op zijn merites te wegen.
Daar komt bij dat [verzoekster] op grond van het toepasselijke Modelreglement verplicht is om haar medewerking te verlenen en dat weigering van [verzoekster] nu al ongeveer vijf jaren duurt. Dit kan niet gevergd worden van de VvE, die de gezamenlijke belangen van de leden behartigt.
10. Voor zover [verzoekster] bij grief 9 heeft betoogd dat het contract tussen het bestuur van de VvE en Comfort Services van 2015 niet rechtsgeldig is, is dit niet relevant voor de verlening van een vervangende machtiging Dit overigens los van het feit dat de gestelde onbevoegdheid van het bestuur om dit contract te sluiten niet deugdelijk is onderbouwd.
10. Tot slot heeft [verzoekster] een beroep gedaan op de artikelen 6 en 8 EVRM en artikel 1 Eerste Protocol EVRM. Dit beroep wordt verworpen.
Er is geen sprake van schending van artikel 6 EVRM (fair trial). De zaak is behandeld (nota bene in twee instanties) door bevoegde, onafhankelijke rechters, terwijl uitvoerig hoor en wederhoor is toegepast.
Ook artikel 8 EVRM (familylife) wordt niet geschonden bij binnentreden. Los van het feit dat [verzoekster] op het moment niet in haar appartement woont, gaat het louter om kortstondig onderhoud via een inspectieluik in de woning, hetgeen een (zeer) geringe inbreuk vormt. [verzoekster] heeft zich bovendien contractueel verplicht om toegang tot haar woning te verlenen voor noodzakelijk onderhoud (via het Modelreglement waaraan [verzoekster] gebonden is). Daarenboven is er geen sprake van inmenging door het openbaar gezag (als genoemd in lid 2).
Voor een geslaagd beroep op artikel 1 Eerste Protocol bij het EVRM moet het gaan om een aan een verdragsstaat toerekenbare schending van het eigendomsrecht. Hiervan is in dit geval geen sprake. Reeds hierom faalt dit beroep.
10. Het voorgaande betekent dat de kantonrechter terecht de vervangende machtiging heeft verleend.
Slotsom
10. De bestreden beschikking zal worden bekrachtigd. De aangevoerde grieven worden verworpen en hoeven verder niet meer afzonderlijk besproken te worden. Hierbij past een proceskostenveroordeling ten laste van [verzoekster] .

Beslissing

Het hof:
  • bekrachtigt de bestreden beschikking;
  • veroordeelt [verzoekster] in de kosten van het hoger beroep, tot zover aan de zijde van de VvE begroot op € 760 aan griffierecht en € 2.148 aan salaris van de advocaat van de VvE;
  • verklaart deze beschikking ten aanzien van de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.A.F. Tan-de Sonnaville, M.E. Honée en C.T.C. Welters en is getekend en uitgesproken door de rolraadsheer mr. J.E.H.M. Pinckaers ter openbare terechtzitting van 22 december 2020 in aanwezigheid van de griffier.