Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 8 september 2020
Het verloop van het geding
De beoordeling van het hoger beroep
Algemeen
Bestreden vonnis 15 mei 2019
Vordering appellante
Enige feiten
Natuurlijke verbintenis?
- Of sprake is van een natuurlijke verbintenis, moet naar objectieve maatstaf worden beoordeeld.
- Een objectieve aanwijzing is als de man geld verstrekt aan de vrouw voor de financiering van de gemeenschappelijke woning. Een zodanige prestatie strekt ertoe te waarborgen dat de vrouw ook na het einde van het huwelijk in de woning kan blijven wonen. Het verschaffen van een zodanige waarborg zal vaak naar maatschappelijke opvattingen kunnen worden beschouwd als een prestatie die aan de vrouw op grond van een dringende morele verplichting toekomt.
- In het onderhavige geval staat vast dat erflater degene was die beschikte over het vermogen om de woning te kunnen aanschaffen en appellante daarentegen met niets vanuit China naar Nederland was gekomen.
- De natuurlijke verbintenis zet de bepaling van artikel 10 van de huwelijkse voorwaarden inzake het vergoedingsrecht buiten spel.
- Erflater heeft de bedoeling gehad om zijn vergoedingsrecht prijs te geven. In de visie van appellante volgt uit het testament van erflater dat hij zijn vergoedingsrecht opzij heeft gezet.
- Appellante heeft in april 2010 een massagesalon geopend. Zij genoot eigen inkomsten, maar daar stonden veel grotere lasten tegenover.
- Appellante betwist dat er met haar afspraken zijn gemaakt over aflossing van de hypothecaire geldlening. De aankoop en financiering van het appartementsrecht is buiten appellante omgegaan.
- Partijen hebben niet willen afwijken van artikel 10 van de overeenkomst van huwelijkse voorwaarden inzake de vergoedingsvordering.
- In de visie van geïntimeerde is er niet sprake van een natuurlijke verbintenis. Of dit het geval is, moet aan de hand van objectieve maatstaven worden beoordeeld.
- Uitsluitend in geval erflater en appellante hebben afgeweken van artikel 10 van de huwelijkse voorwaarden, zou van een vergoedingsrecht geen sprake kunnen zijn. Het ligt op de weg van appellante om de aanwezigheid van een dergelijke overeenkomst te bewijzen.
- Uit het testament van erflater blijkt uitsluitend dat erflater de bedoeling heeft gehad zijn aandeel in de woning - die hij gezamenlijk met appellante had - aan haar te legateren.
- Het vergoedingsrecht van erflater op appellante is ontstaan op 21 oktober 2010.
- Feit is dat appellante vanaf 1 april 2010 een massagesalon exploiteerde onder de naam [volgt naam] .
- Appellante genoot inkomsten uit de massagesalon en betaalde daarmee de kosten van de salon en de kosten van de huishouding. Alle ontvangsten en uitgaven van de massagesalon vonden contant plaats. Geïntimeerde handhaaft haar stelling dat appellante in 2010 wel degelijk beschikte over inkomsten, waarmee zij haar aandeel in de hypotheekrente en -aflossing kon voldoen.
- Erflater kon het appartementsrecht niet zelf financieren en heeft de hulp gevraagd van geïntimeerde.
Bewijsaanbod
Wettelijke rente en beslagkosten
Bekrachtiging bestreden vonnis
Proceskosten
Beslissing
€ 6.618,- en als volgt gespecificeerd: