ECLI:NL:GHDHA:2020:2237
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van het gerechtshof in hoger beroep tegen vordering tot tenuitvoerlegging van ISD-maatregel
In deze zaak gaat het om een vordering ex artikel 38r van het Wetboek van Strafrecht tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel. De veroordeelde had zich niet gehouden aan de algemene voorwaarde van de ISD-maatregel, wat leidde tot een vordering van het Openbaar Ministerie. Het gerechtshof Den Haag heeft op 14 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 25 oktober 2019, die de vordering tot tenuitvoerlegging had toegewezen. Het hof heeft vastgesteld dat het zich niet bevoegd verklaart om kennis te nemen van het hoger beroep, omdat de wetgeving vóór de inwerkingtreding van de Wet USB van toepassing is. Het hof verwijst de stukken naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat volgens de wetgeving bevoegd is om deze vordering te behandelen. De beslissing van het hof is genomen in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.