3.4Bij het (eind)vonnis van 23 juni 2017 heeft de kantonrechter geoordeeld dat MMS is geslaagd in het haar opgedragen bewijs (rov. 2.4) en dat Carisma dus overeenkomstig de desbetreffende onderdelen van art. 17 van de Metaalunievoorwaarden in beginsel rente en incassokosten is verschuldigd (rov. 2.5). Verder heeft de kantonrechter geoordeeld:
- dat de gevorderde contractuele rente van 12% wel zeer hoog is en daarom (op de voet van art. 6:94 BW) wordt gematigd tot de subsidiair gevorderde wettelijke handelsrente (rov. 2.8-2.9);
- dat Carisma geacht moet worden geen verweer meer te voeren tegen de (vergoeding van) buitengerechtelijke kosten ex art. 17.7 van de Metaalunievoorwaarden ten belope van € 1.287,28 (rov. 2.11); en
- dat het (niet meer PM maar inmiddels bekend geworden en) door MMS gevorderde bedrag aan kosten voor het voeren van een gerechtelijke procedure in de zin van art. 17.8 van de Metaalunievoorwaarden van € 12.354,69 (op de voet van art. 242 Rv) wordt gematigd tot € 6.177,35 (rov. 2.13).
Tot slot heeft de kantonrechter het verstekvonnis vernietigd en Carisma veroordeeld in de kosten van de verzetprocedure, en, opnieuw rechtdoende, Carisma veroordeeld tot betaling van (€ 16.716,03 + € 1.287,28 =) € 18.003,31, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 16.716,03 vanaf 30 dagen na factuurdatum tot de dag van algehele voldoening, tot betaling van € 6.177,35, en in de proceskosten. Het meer of anders gevorderde heeft kantonrechter afgewezen.