ECLI:NL:GHDHA:2020:204

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
18 februari 2020
Publicatiedatum
10 februari 2020
Zaaknummer
200.254.039/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over wanprestatie bij overeenkomst van (onder)aanneming en de toepassing van de NEN1010-norm

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] B.V. tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam, sector kanton, waarin de vordering van [appellante] werd afgewezen. [appellante] had een overeenkomst van aanneming van werk gesloten met Hotel Emma voor de modernisering van hotelkamers, waarbij [geïntimeerde] was ingeschakeld als onderaannemer voor elektrawerkzaamheden. [appellante] stelt dat [geïntimeerde] tekort is geschoten in de nakoming van deze overeenkomst, omdat het geleverde werk niet voldeed aan de NEN1010-norm. De kantonrechter oordeelde dat [appellante] onvoldoende had aangetoond dat [geïntimeerde] niet conform de norm had gewerkt.

In het hoger beroep heeft [appellante] zeven grieven ingediend, die gezamenlijk zijn behandeld. Het hof heeft vastgesteld dat er tussen partijen overeenstemming bestond over de toepassing van de NEN1010-norm en dat [geïntimeerde] op de hoogte was van deze norm. Ondanks dat [geïntimeerde] het werk in een modelkamer had laten keuren, bleek dat het werk in de hotelkamers niet voldeed aan de norm. Het hof concludeert dat [geïntimeerde] toerekenbaar tekort is geschoten in de uitvoering van de overeenkomst, omdat hij niet de vereiste kwalificaties had en het werk niet conform de afgesproken normen heeft uitgevoerd.

Het hof heeft de vordering van [appellante] in beginsel gegrond verklaard, maar heeft [appellante] de gelegenheid gegeven om een deugdelijke schadeopstelling te overleggen. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling van de schade en de toerekening daarvan aan de betrokken partijen. Het hof heeft de verdere beslissing aangehouden en de zaak verwezen naar de rol voor het nemen van akte door [appellante].

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.254.039/01
Zaaknummer rechtbank : 6646707 \ CV EXPL 18-5093

arrest van 18 februari 2020

inzake

[appellante] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante,
hierna te noemen: [appellante],
advocaat: mr. M.R. Dill te Dordrecht,
tegen

[geïntimeerde],

wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. M.R. de Kok te Rotterdam.

Het geding

Bij exploot van 25 januari 2019 is [appellante] in hoger beroep gekomen van het door de rechtbank Rotterdam, sector kanton (hierna: de kantonrechter), tussen partijen gewezen vonnis van 26 oktober 2018. Bij tussenarrest van 26 februari 2019 is een comparitie van partijen gelast. De comparitie heeft plaatsgevonden op 12 juni 2019. Van de comparitie is proces-verbaal opgemaakt. Bij memorie van grieven met een productie heeft [appellante] vervolgens zeven grieven aangevoerd. Bij memorie van antwoord met producties heeft [geïntimeerde] de grieven bestreden. Vervolgens hebben partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd.

Beoordeling van het hoger beroep

1. Het gaat in deze zaak in de kern om het volgende. [appellante] heeft met Hotel Emma een overeenkomst van aanneming van werk gesloten tot modernisering en aanpassing van 24 hotelkamers op basis van haar offerte van 30 oktober 2015. Daarbij is – voor zover in dit geschil van belang – overeengekomen dat per hotelkamer bepaalde elektrawerkzaamheden zouden worden uitgevoerd. [appellante] is met [geïntimeerde] overeengekomen dat hij genoemde elektrawerkzaamheden in onderaanneming zou uitvoeren. Volgens [appellante] is [geïntimeerde] toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van deze overeenkomst van (onder)aanneming, omdat dit werk, ondanks herhaalde herstelpogingen van [geïntimeerde], is afgekeurd. [appellante] heeft hierdoor schade geleden. Zij heeft met Hotel Emma een schikking moeten treffen en ook nog aanvullende kosten gemaakt voor (her)keuring(en) en herstel. [appellante] houdt [geïntimeerde] daarvoor aansprakelijk en vordert betaling van € 17.339,66 in hoofdsom en € 948,39 aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.
2. De kantonrechter heeft de vordering van [appellante] afgewezen, samengevat omdat [appellante] onvoldoende heeft gesteld om aan te kunnen nemen dat partijen hebben afgesproken dat [geïntimeerde] werk zou leveren conform de NEN1010-norm en ook onvoldoende heeft gesteld dat [geïntimeerde] los van die norm ondeugdelijk werk heeft geleverd.
3. [appellante] heeft tegen dit vonnis zeven grieven gericht, die de strekking hebben het geschil in zijn geheel voor te leggen, zodat zij zich lenen voor gezamenlijke behandeling.
Inhoud overeenkomst en toerekenbaarheid van gebreken in de uitvoering
4. Het eerste punt van geschil betreft de vraag volgens welke norm [geïntimeerde] diende te werken. Diende [geïntimeerde] als (onder)aannemer te voldoen aan de NEN1010-norm?
5. Tussen partijen is niet in geschil dat [appellante] met Hotel Emma heeft afgesproken dat het elektrawerk zou worden uitgevoerd door een gecertificeerd bedrijf conform de NEN1010 en NEN3140-normering. [geïntimeerde] wist dat [appellante] deze afspraak had gemaakt, doordat [appellante] hem de brief van 18 oktober 2015 waarin dit bevestigd werd aan Hotel Emma, had doorgezonden.
Evenzeer staat tussen partijen vast dat [appellante] wist dat [geïntimeerde] niet gecertificeerd was en evenmin beschikte over een diploma van de cursus NEN1010. Teneinde dit probleem te ondervangen, heeft [appellante] [geïntimeerde] eerst het aangenomen werk laten uitvoeren in een modelkamer, waarna het is gekeurd door het gecertificeerde bedrijf Knell Elektrotechniek (dhr. [keurmeester Knell]). Nadat dit werk was goedgekeurd door [keurmeester Knell] en geaccepteerd door Hotel Emma, heeft [appellante] het elektrawerk aan [geïntimeerde] gegund. [geïntimeerde] heeft aangevoerd dat hij in de modelkamer het werk heeft uitgevoerd en, naar het hof begrijpt, ook alleen heeft kunnen uitvoeren, in samenwerking met [keurmeester Knell] en beroept zich voor die stelling op eerdergenoemde brief aan Hotel Emma van 18 oktober 2015. Er ontstonden pas problemen toen [keurmeester Knell] na de werkzaamheden aan de modelkamer niet meer werd ingeschakeld, aldus [geïntimeerde]. In genoemde brief is echter vermeld dat Knell Elektrotechniek “installatie verantwoordelijke” zou zijn en “de keuring en meting [zou] uitvoeren” en verder dat het werk zou worden uitgevoerd “in samenwerking met Knell Elektrotechniek en Exact Elektra” ([geïntimeerde]), maar niet dat [geïntimeerde] het feitelijke elektrawerk zou uitvoeren tezamen met Knell Elektrotechniek. Dit wordt bovendien tegengesproken door de door [appellante] (met instemming van [geïntimeerde]) aangezochte keuringsdeskundige SBV Technische Service (dhr. [keurmeester SBV]), die verklaart (productie 39 bij memorie van grieven): “Hier gaf hij [hof: [geïntimeerde]] aan wat er afgesproken was en dat hij de modelkamer had gemaakt als voorbeeld. Daarna is er een keurmeester geweest en heeft aangegeven dat alles in orde is. (..) De NEN 1010 is bij de modelkamer in orde geweest. Anders was deze niet goedgekeurd door de keurmeester.” [geïntimeerde] heeft deze verklaring niet gemotiveerd weersproken; zijn verweer schiet daarom tekort. Het hof neemt derhalve aan dat [geïntimeerde] het werk heeft aangenomen, wetend dat hij dit zou moeten uitvoeren volgens de NEN1010-norm. Hij wist wat dit betekende en was daartoe ook in staat, omdat hij de werkzaamheden al eens had uitgevoerd in de modelkamer. Gebreken in het werk kunnen hem dus ook worden toegerekend. Dat [keurmeester Knell] na keuring van de modelkamer niet meer werd ingeschakeld, maakt dat niet anders.
6. Het voorgaande vindt bovendien nog bevestiging in de door [appellante] als productie 4 bij inleidende dagvaarding overgelegde notulen van de bouwvergadering van 5 juli 2016 (waar ook [geïntimeerde] bij aanwezig was), waarin naast het benoemen van gebreken in het elektrawerk, is vastgelegd dat Hotel Emma niet is verzekerd zolang het elektrawerk niet is goedgekeurd conform de NEN1010-norm en dat [appellante] tot die tijd hiervoor aansprakelijk is. In deze notulen is voorts vastgelegd dat [geïntimeerde] voor de bouwvakantie de gebreken in het elektrawerk zou doornemen met A&B Electra, een andere onderaannemer, en dat deze gebreken uiterlijk 1 september 2016 dienden te zijn opgelost. Daarin ligt immers besloten dat [geïntimeerde] (met A&B Elektra) zou zorgen dat de gebreken zouden worden verholpen, zodat de elektra aan de NEN1010-norm zou voldoen.
Tekortschieten in de nakoming van de overeenkomst
7. Ter onderbouwing van haar stelling dat het werk van [geïntimeerde] niet voldeed aan de NEN1010-norm, heeft [appellante] een reeks van keuringsrapporten van Parkstad Inspecties en SBV Technische Service overgelegd, waaruit dit blijkt. [geïntimeerde] heeft ook niet betwist dat het werk niet voldeed aan de NEN1010-norm, zodat dit vaststaat. Los van de NEN1010-norm geldt overigens het volgende. Parkstad Inspecties categoriseert de door haar geconstateerde gebreken in drie categorieën. De meeste door haar geconstateerde en door [geïntimeerde] niet betwiste gebreken vallen in categorie B, wat betekent dat het gaat om “een belangrijke fout, waarbij de situatie gevaarlijker wordt wanneer nog één fout optreedt”. Dit betekent dat het door [geïntimeerde] uitgevoerde werk leidde tot een ook los van de NEN1010-norm gevaarlijke situatie, aangezien Parkstad Inspecties steeds meerdere categorie B gebreken heeft vastgesteld.
Verzuim
8. In eerste aanleg heeft [geïntimeerde] ter comparitie aangevoerd dat hij niet in verzuim is geraakt. Hij betwist dat hij de schriftelijke ingebrekestelling van [appellante] van 1 juni 2017 heeft ontvangen. Dit verweer wordt verworpen. Zoals [appellante] ter gelegenheid van dezelfde comparitie onweersproken heeft aangevoerd waren de elektrawerkzaamheden in april 2016 klaar. Parkstad Inspecties heeft de hotelkamers toen steekproefsgewijs gekeurd. Bij deze keuring werd geconstateerd dat, afgezien van de modelkamer, geen enkele hotelkamer volgens de NEN-normering was geïnstalleerd. In totaal zijn er zes keuringen verricht. In samenspraak met [geïntimeerde] heeft [appellante] SBV Technische Service mee laten lopen met de door Parkstad Inspecties uit te voeren keuring. Ook door SBV Technische Service zijn gebreken geconstateerd. Vervolgens is [appellante] samen met SBV Technische Service, [geïntimeerde] en A&B Elektra om tafel gaan zitten om te kijken hoe de geconstateerde gebreken opgelost konden worden. Nadat herstelwerkzaamheden door (in ieder geval) [geïntimeerde] waren uitgevoerd, waren er echter nog steeds gebreken. SBV Technische Service heeft de door haar geconstateerde gebreken (m.u.v. twee daarvan) uiteindelijk zelf opgelost. Hotel Emma heeft de resterende gebreken opgelost. Deze gang van zaken vindt bevestiging in de eerder onder 6 genoemde notulen van de bouwvergadering van 5 juli 2016.
Onder die omstandigheden, waarbij [geïntimeerde] herhaalde malen de gelegenheid heeft gehad om de bij keuring geconstateerde gebreken te herstellen, maar dat niet of gebrekkig heeft gedaan, moet dit verweer als naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar worden verworpen en kan hij zich er daarom niet op beroepen dat hij door [appellante] niet formeel in gebreke is gesteld, althans haar ingebrekestelling niet heeft ontvangen. Daarbij neemt het hof ten overvloede nog in aanmerking dat [geïntimeerde] sub 37 van zijn conclusie van antwoord [appellante] juist heeft verweten dat zij niet eerder een gecertificeerde elektricien heeft ingeschakeld om de geconstateerde gebreken te herstellen.
Causaal verband en schadebeperkingsplicht
9. [geïntimeerde] heeft in zijn conclusie van antwoord verder aangevoerd dat er geen causaal verband bestaat tussen de gestelde schade en de tekortkoming en dat [appellante] niet heeft voldaan aan haar schadebeperkingsplicht. Volgens [geïntimeerde] is de gestelde schade ontstaan doordat [appellante] elektrawerkzaamheden heeft laten uitvoeren door een niet-gecertificeerde elektricien en doordat [keurmeester Knell] na keuring van de modelkamer niet langer bij het werk werd betrokken. Bovendien had [appellante], nadat de werkzaamheden werden afgekeurd, veel eerder een gecertificeerde elektricien moeten inschakelen, om zo de schade te beperken.
10. Deze verweren falen. Zoals hiervoor al is overwogen, werd [keurmeester Knell] alleen ingeschakeld om het werk van [geïntimeerde] te keuren. Dat die keuring na het gereedkomen van de modelkamer en de keuring daarvan is overgenomen door Parkstad Inspecties, brengt geen wijziging in de verplichting die [geïntimeerde] op zich heeft genomen om het werk te leveren overeenkomstig de NEN1010-norm. [geïntimeerde] was daar ook toe in staat, blijkens de goedkeuring van de modelkamer, ondanks dat hij niet was gecertificeerd en evenmin een diploma NEN1010 had. Het beroep op het niet voldoen aan de schadebeperkingsplicht kan het hof niet volgen: [appellante] gaf [geïntimeerde] juist – bij herhaling – de gelegenheid om de gebreken zelf te herstellen en zo extra kosten te voorkomen.
Omvang schade
11. [appellante] stelt schade te hebben geleden als gevolg van de wanprestatie van [geïntimeerde] ter zake van door haar noodgedwongen ingeschakelde andere elektriciens, extra timmerwerk, door Hotel Emma aan [appellante] doorberekende kamerhuur (wegens te late oplevering), kosten van keuringen en advocaatkosten. Verder vordert zij vergoeding van buitengerechtelijke kosten. Daarbij verwijst [appellante] naar haar opstelling overgelegd als productie 20A bij dagvaarding. Die opstelling klopt blijkens de eigen toelichting van [appellante] in de dagvaarding al niet en de uiteindelijke optelling in de dagvaarding correspondeert ook niet met de daar genoemde bedragen en de facturen waarnaar in de dagvaarding wordt verwezen. Alleen al om die reden acht het hof een nadere toelichting noodzakelijk. [appellante] krijgt de gelegenheid om alsnog een deugdelijke en inzichtelijke schadeopstelling over te leggen, aangezien het debat over de hoogte van de schade bij de huidige stand van zaken nog onvoldoende is gevoerd.
12. Daarbij is van belang dat op enig moment tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden andere onderaannemers, waaronder A&B Elektrotechniek en dhr. [onderaannemer] van DJ Elektro Allround, zijn ingeschakeld om – naar het hof begrijpt – een deel van het elektrawerk dat [geïntimeerde] had aangenomen te verrichten. [appellante] heeft weliswaar betoogd dat [geïntimeerde] [onderaannemer] en A&B Elektrotechniek zelf heeft ingeschakeld als zijn onderaannemers, maar dit betoog houdt vooralsnog geen stand. Tussen partijen staat immers vast dat [appellante] facturen van [onderaannemer] heeft ontvangen en betaald. En uit de door [geïntimeerde] als productie 2 bij memorie van antwoord overgelegde e-mail van [appellante] van 24 april 2016 aan A&B Elektrotechniek lijkt te volgen dat [appellante] zelf de opdrachtgever is van A&B Elektrotechniek. [appellante] heeft hier echter nog niet op kunnen reageren en zal hiertoe alsnog de gelegenheid krijgen. Voor het geval [appellante] zelf als opdrachtgever van [onderaannemer] en/of A&B Elektrotechniek heeft te gelden, zullen partijen zich kunnen uitlaten over de vraag welk deel van de elektrawerkzaamheden en welk deel van de schade aan [geïntimeerde] en welk deel aan [onderaannemer] en/of A&B Elektrotechniek dient te worden toegerekend.
13. Tot slot wijst het hof er verder nog op dat [geïntimeerde] heeft aangevoerd dat de door [appellante] ter onderbouwing van haar schade overgelegde facturen niet steeds duidelijk zijn en dat de werkzaamheden waarvoor is gefactureerd niet steeds (voldoende) zijn gespecificeerd. Dit geldt in het bijzonder voor de kosten van rechtsbijstand. [appellante] zal bij akte haar schade nader kunnen toelichten, waarbij zij eveneens zal kunnen toelichten op welke grond zij kosten van haar raadsman vordert naast het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke kosten.
14. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

Beslissing

Het hof:
  • verwijst de zaak naar de rol van vier weken na heden voor het nemen van akte aan de zijde [appellante] met het doel zoals vermeld in rechtsoverwegingen 11, 12 en 13 van dit arrest; [geïntimeerde] zal daarna een antwoordakte mogen nemen.
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M. Flipse, R.J.F. Thiessen en G.C. de Heer en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 februari 2020 in aanwezigheid van de griffier.