ECLI:NL:GHDHA:2020:2001
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep kort geding
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep kort geding inzake executiegeschil en vordering tot opheffing van beslag
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in een kort geding dat betrekking heeft op een executiegeschil. De appellant, die een website beheert, heeft in hoger beroep beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam. Dit vonnis had betrekking op een vordering van de geïntimeerde, die een rectificatie en een verbod op publicaties had geëist, en die was toegewezen. De appellant had de rectificatie niet geplaatst en had in plaats daarvan artikelen gepubliceerd waarin de geïntimeerde werd genoemd in verband met een moordzaak. De voorzieningenrechter had de appellant veroordeeld tot het plaatsen van een rectificatie en had een dwangsom opgelegd voor elke overtreding van deze veroordeling. De appellant heeft in hoger beroep zes grieven aangevoerd, maar het hof oordeelt dat de appellant geen belang heeft bij zijn vordering tot opheffing van het beslag, omdat het beslag is gelegd onder een derde en de appellant niet kan aantonen dat hij aan de veroordelingen heeft voldaan. Het hof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter en wijst de vorderingen van de appellant af. De kosten van het hoger beroep worden aan de appellant opgelegd.