[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1964,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Midden Holland, Gevangenis De Geniepoort te Alphen aan den Rijn.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 tot en met 5 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren onder de algemene en bijzondere voorwaarden zoals nader in het vonnis waarvan beroep omschreven. Voorts is ten aanzien van het beslag beslist zoals nader in het vonnis waarvan beroep omschreven en is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
In hoger beroep heeft de benadeelde partij zich niet opnieuw gevoegd. De vordering tot schadevergoeding is derhalve in hoger beroep niet meer aan de orde.
Verweer over schending van artikel 6 EVRM
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat er sprake is van een schending van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (verder: EVRM). Zij heeft hiertoe aangevoerd dat de belangen van de verdachte zijn geschaad (1.) door de wijze waarop het proces in eerste aanleg – door maatregelen die verband hielden met Covid 19 – is gevoerd; (2.) door pas op 29 september jl. een aanvullende rapportage van de reclassering in te zenden waardoor zij het rapport niet meer met cliënt heeft kunnen bespreken. Zij stelt dat er daarom geen sprake is geweest van
‘equality of arms’en een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM en er strafvermindering voor de verdachte dient te volgen.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Covid-19 omstandigheden
(1.) De verdediging is in hoger beroep in de gelegenheid gesteld de verdediging in volle omvang te voeren. De in eerste aanleg door de verdediging gestelde gebreken – wat daarvan ook zij – zijn daarmee in hoger beroep hersteld.
Het hof is derhalve van oordeel dat er geen sprake is in dit opzicht van een schending van artikel 6 EVRM.
Aanvullend reclasseringsadvies
(2.) De raadsvrouw heeft het hof op geen enkel moment verzocht (voorafgaand of tijdens het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep) het op 29 september binnengekomen aanvullend reclasseringsadvies d.d. 25 september 2020 met haar cliënt te kunnen bespreken en/of om de gelegenheid te krijgen dit advies door haar cliënt te laten lezen.
Evenmin is aangegeven door de raadsvrouw op welke wijze de verdachte hierdoor overigens
in concretozou zijn benadeeld. Nu tijdens het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep uitgebreid de persoonlijke omstandigheden van de verdachte met hem zijn besproken waaronder voornoemde aanvullende rapportage en ook overigens het hof niet is gebleken dat de belangen van de verdachte zijn geschaad, is het hof van oordeel dat ook in dit opzicht artikel 6 EVRM niet is geschonden.
Het hof verwerpt het verweer in beide onderdelen.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep - tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 september 2019 te 's-Gravenhage
[slachtoffer] en/of één of meer andere perso(o)n(en) heeft bedreigd (al dan niet met een terroristisch misdrijf), althans met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] en/of die perso(o)n(en) dreigend de woorden toe te voegen:
- Ik schiet ze liever allemaal dood, dat wat ze in Nieuw-Zeeland hebben gedaan daarvan heb ik zitten smullen en/of - dat hij het mooi vond wat er in Nieuw-Zeeland gebeurd was, dat hij dit in Nederland ook zou kunnen doen, dat hij een hekel heeft aan moslims en dat hij een wapenvergunning op naam heeft en/of
- dat hij het liefst alle moslims doodschiet en/of
- op de vraag wat hij van Joden vindt antwoordt hij: “Dat zijn mooie mensen die doden moslims” en/of
- “ als ik de moskee binnenkom, dan met twee handgranaten” en/of
- op de mededeling “over 10 á 20 jaar zijn er steeds meer moslims” antwoordt hij: “dat is mooi dan hoef ik niet te mikken”,
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
2.
hij in of omstreeks de periode van 30 september 2019 tot en met 1 oktober 2019 te 's-Gravenhage een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een (automatisch) geweer, bekend onder de fabrieksnaam Crvena Zastava, model M70 AB2, kaliber 7.62 x 39 mm, zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren en/of een bijbehorend patroonmagazijn en/of een grote hoeveelheid munitie te weten:
- een hoeveelheid geweermunitie kaliber 7.62 x 39 mm en/of
- 8 stuks, althans een hoeveelheid hagelpatronen kaliber 12, merk Legia en/of
- 351 stuks, althans een hoeveelheid pistoolmunitie kaliber 9 mm Luger en/of
- 207 stuks, althans een hoeveelheid knalpatronen 9 mm Luger en/of
- 300 stuks, althans een hoeveelheid randvuurpatronen, merk CCI kaliber .22LR en/of
- 408 stuks, althans een hoeveelheid geweerpatronen, merk Sellier & Bellot, kaliber 30 Carbine en/of
- 20 stuks, althans een hoeveelheid pistoolmunitie, merk Geco, kaliber 6.35 en/of
- 35 stuks, althans een hoeveelheid pistoolmunitie, merk Geco kaliber 7.65 en/of
- 20 stuks, althans een hoeveelheid revolvermunitie, merk Remington .44 Rem Mag en/of
- 35 stuks, althans een hoeveelheid revolvermunitie, merk Sellier & Bellot kaliber .38 Special en/of
- 1 stuk revolvermunitie, merk Winchester - Western, kaliber .38 en/of
- 10 stuks, althans een hoeveelheid pistoolmunitie, kaliber 38 Super en/of
- 32 stuks, althans een hoeveelheid verschoten hulzen, kaliber 9 mm Luger en/of
- 28 stuks, althans een hoeveelheid kogels, kaliber 9 mm en/of
- 16 stuks geweermunitie, kaliber 308 Winchester (pantser doorborende munitie) in ieder geval een grote hoeveelheid munitie, zijnde munitie van categorie III, voorhanden heeft gehad;
3.
hij in of omstreeks de periode van 30 september 2019 tot en met 1 oktober 2019 te 's-Gravenhage een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten een gasbusje (CS gas),zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen voorhanden heeft gehad;
4.
hij in of omstreeks de periode van 30 september tot en met 1 oktober 2019 te 's-Gravenhage een wapen van categorie I, onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten een boksbeugel en/of twee/een ploertendoder(s) voorhanden heeft gehad;
5.
hij in of omstreeks de periode van 30 september 2019 tot en met 1 oktober 2019 te 's-Gravenhage een wapen van categorie III, onder 3, van de Wet wapens en munitie te weten een werpmes voorhanden heeft gehad.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 tot en met 5 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met hieraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering en met het bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid hiervan. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte zal worden opgelegd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op
of omstreeks30 september 2019 te 's-Gravenhage
[slachtoffer]
en/of één of meer andere perso(o)n(en)heeft bedreigd
(al dan nietmet een terroristisch misdrijf
), althans met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer]
en/of die perso(o)n(en)dreigend de woorden toe te voegen:
- Ik schiet ze liever allemaal dood, dat wat ze in Nieuw-Zeeland hebben gedaan daarvan heb ik zitten smullen en
/of- dat hij het mooi vond wat er in Nieuw-Zeeland gebeurd was, dat hij dit in Nederland ook zou kunnen doen, dat hij een hekel heeft aan moslims en dat hij een wapenvergunning op naam heeft en
/of
- dat hij het liefst alle moslims doodschiet en/of
- op de vraag wat hij van Joden vindt
antwoordt hij: “Dat zijn mooie mensen die doden moslims” en
/of
- “ als ik de moskee binnenkom, dan met twee handgranaten” en
/of
- op de mededeling “over 10 á 20 jaar zijn er steeds meer moslims”
antwoordt hij: “dat is mooi dan hoef ik niet te mikken”,
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
2.
hij in
of omstreeksde periode van 30 september 2019 tot en met 1 oktober 2019 te 's-Gravenhage een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een (automatisch) geweer, bekend onder de fabrieksnaam Crvena Zastava, model M70 AB2, kaliber 7.62 x 39 mm, zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren en
/ofeen bijbehorend patroonmagazijn en
/ofeen grote hoeveelheid munitie te weten:
- een hoeveelheid geweermunitie kaliber 7.62 x 39 mm en
/of
- 8 stuks
, althans een hoeveelheidhagelpatronen kaliber 12, merk Legia en
/of
- 351 stuks
, althans een hoeveelheidpistoolmunitie kaliber 9 mm Luger en
/of
- 207 stuks
, althans een hoeveelheidknalpatronen 9 mm Luger en
/of
- 300 stuks
, althans een hoeveelheidrandvuurpatronen, merk CCI kaliber .22LR en
/of
- 408 stuks
, althans een hoeveelheidgeweerpatronen, merk Sellier & Bellot, kaliber 30 Carbine en
/of
- 20 stuks
, althans een hoeveelheidpistoolmunitie, merk Geco, kaliber 6.35 en
/of
- 35 stuks
, althans een hoeveelheidpistoolmunitie, merk Geco kaliber 7.65 en
/of
- 20 stuks
, althans een hoeveelheidrevolvermunitie, merk Remington .44 Rem Mag en
/of
- 35 stuks
, althans een hoeveelheidrevolvermunitie, merk Sellier & Bellot kaliber .38 Special en
/of
- 1 stuk revolvermunitie, merk Winchester - Western, kaliber .38 en
/of
- 10 stuks
, althans een hoeveelheidpistoolmunitie, kaliber 38 Super en
/of
- 32 stuks
, althans een hoeveelheidverschoten hulzen, kaliber 9 mm Luger en
/of
- 28 stuks
, althans een hoeveelheidkogels, kaliber 9 mm en
/of
- 16 stuks geweermunitie, kaliber 308 Winchester (pantser doorborende munitie) in ieder geval een grote hoeveelheid munitie, zijnde munitie van categorie III, voorhanden heeft gehad;
3.
hij in
of omstreeksde periode van 30 september 2019 tot en met 1 oktober 2019 te 's-Gravenhage een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten een gasbusje (CS gas),zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen voorhanden heeft gehad;
4.
hij in
of omstreeksde periode van 30 september
2019tot en met 1 oktober 2019 te 's-Gravenhage een wapen van categorie I, onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten een boksbeugel en
/oftwee
/eenploertendoder
(s
)voorhanden heeft gehad;
5.
hij in
of omstreeksde periode van 30 september 2019 tot en met 1 oktober 2019 te 's-Gravenhage een wapen van categorie III, onder 3, van de Wet wapens en munitie te weten een werpmes voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Verweer inzake onvoldoende steunbewijsDe raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde. Zij heeft hiertoe – kort gezegd – aangevoerd dat er onvoldoende steunbewijs is om de tenlastegelegde bewoordingen te bewijzen, dat ongeoorloofde druk is uitgeoefend om de aangever [slachtoffer] zijn aangifte van belediging te laten veranderen in een aangifte van bedreiging en dat het feit niet overtuigend kan worden bewezenverklaard.
Beoordeling van het verweer
Het hof stelt voorop dat – anders dan door de verdediging kennelijk is betoogd – niet elke bewezenverklaarde door de verdachte geuite bewoording, op twee of meer bewijsmiddelen dienen te steunen. Het bepaalde in art. 342, tweede lid, Sv stelt deze eis niet.
Het hof baseert de bewezenverklaring op verklaringen van verschillende getuigen, bevindingen van verbalisanten over hetgeen getuigen aan hun hebben verteld over het voorval en de eigen verklaringen van de verdachte hierover. Daarmee heeft het hof voldaan aan de wettelijke eisen met betrekking tot de bewijsminima.
Het hof overweegt voorts dat niet is gebleken van ongeoorloofde druk bij het afleggen van de eerste verklaring door de aangever [slachtoffer] bij de politie. Nu het hof later afgelegde verklaringen van de aangever niet voor het bewijs zal bezigen, behoeft het verweer van de raadsvrouw hieromtrent geen verdere bespreking.
Het hof verwerpt het verweer in beide onderdelen.
Verweer inzake het ontbreken van een redelijke vrees
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat geen sprake was van een redelijke vrees en ook geen sprake van een geobjectiveerd risico op een daadwerkelijke bedreiging of een realisatie van een bedreiging. Ook zou de verdachte geen voorwaardelijk opzet hebben gehad.
Beoordeling van het verweer en ambtshalve overwegingen
De tenlastelegging onder feit 1 is toegesneden op art. 285, derde lid, Sr. Daarin is strafbaar gesteld de bedreiging met een terroristisch misdrijf. Niet vereist is dat de bedreiger zelf daarbij ook een terroristisch oogmerk had. Voldoende is voor een veroordeling op grond van die bepaling dat hij heeft gedreigd met een misdrijf dat als terroristisch in de zin van art. 83 Sr kan worden aangemerkt.
Voorts is op grond van vaste rechtspraak voor een veroordeling ter zake van bedreiging met een terroristisch misdrijf vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd ook zou worden uitgevoerd, alsmede dat het opzet van de verdachte daarop was gericht.
Niet is vereist dat in een concreet geval bij de bedreigde werkelijke vrees is opgewekt of de bedreigde daarvan blijk geeft. De redelijke vrees die een bedreiging kan doen ontstaan, is aldus geobjectiveerd.
Het hof overweegt in dit verband als volgt.
De verdachte refereert in de bewezen verklaarde bewoordingen meermalen aan een gebeurtenis in Nieuw-Zeeland. De aangever, zelf moslim, heeft verklaard dat het voor hem duidelijk was dat de verdachte hierbij doelde op de aanslag in Nieuw-Zeeland (het hof begrijpt: in Christchurch op 15 maart 2019 op twee moskeeën en waarbij 51 mensen om het leven kwamen). Daarbij speelde naast de algemene bekendheid van deze aanslag onder het grote publiek ook een rol dat de verdachte op de dag van de aanslag in Nieuw-Zeeland een filmpje van de aanslag aan collega’s heeft laten zien.
De verdachte doet verder verschillende uitspraken over het doden van moslims, het op hen schieten en heeft het over met granaten een moskee binnenlopen, terwijl de aangever ermee bekend was dat de verdachte over wapens beschikt en dat hij schiet bij een schietvereniging. De verdachte weet op zijn beurt dat dit bekend is, want heeft aan collega’s verteld over zijn wapens en de schietvereniging en heeft foto’s van zijn (naar eigen zeggen) legale wapens laten zien, zo heeft hij ter zitting verklaard.
Het hof is op grond van de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden en de gebezigde bewijsmiddelen van oordeel dat bij de aangever in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd ook zou worden gepleegd en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht. De aard van de bewezenverklaarde uitlatingen van de verdachte in de gegeven omstandigheden leveren een bedreiging met een terroristisch misdrijf op, erop gericht een deel van de bevolking van een land ernstige vrees aan te jagen.
Dat de aangever pas in tweede instantie expliciet aangifte doet van
bedreigingdoet hieraan niet af, nu hij in de eerste aangifte reeds had aangegeven (‘echt vreselijk’) te zijn geschrokken van de uitlatingen gedaan door de verdachte tijdens het desbetreffende incident. Verder is van het uitoefenen van enige druk door de politie bij die latere aangifte van bedreiging het hof niet gebleken.
Concluderend is het hof van oordeel dat het onder 1 tenlastegelegde feit wettig en overtuigend is bewezen.
Het hof verwerpt het verweer.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op: