Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
vakantie € 41,67
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 14 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de behoeftebepaling van partneralimentatie. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de door de rechtbank Rotterdam vastgestelde partneralimentatie van € 160,- per maand en verzocht het hof om dit bedrag te verhogen naar € 1.659,- per maand. De man, verweerder in hoger beroep, verzocht het hof om de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep of het hoger beroep af te wijzen, en de partneralimentatie op nihil te bepalen.
Het hof heeft vastgesteld dat de echtscheiding op 27 maart 2020 is ingeschreven en dat de man vanaf 1 maart 2019 een bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw heeft verstrekt. De vrouw heeft haar behoefte aan partneralimentatie onderbouwd met een gedetailleerde berekening van haar uitgaven, terwijl de man betwistte dat de vrouw deze uitgaven daadwerkelijk nodig had. Het hof heeft overwogen dat het aflossen van schulden invloed heeft op het welstandsniveau van partijen tijdens het huwelijk en dat dit meegenomen moet worden in de behoeftebepaling.
Uiteindelijk heeft het hof de behoefte van de vrouw vastgesteld op € 1.592,07 netto per maand, rekening houdend met haar netto besteedbaar inkomen van € 1.211,- per maand. De draagkracht van de man is berekend op € 83,- bruto per maand. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd en de proceskosten in hoger beroep gecompenseerd, zodat elke partij de eigen kosten draagt.