ECLI:NL:GHDHA:2020:1964

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
6 oktober 2020
Publicatiedatum
12 oktober 2020
Zaaknummer
200.274.474/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van scheepsbeslag wegens onbetaalde bunkerleveranties en de toepasselijkheid van Amerikaans recht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 6 oktober 2020 uitspraak gedaan in een hoger beroep van Canden Marine Fuel Services Ltd. (CMF) tegen Regano Navigation Corp. Het geschil betreft de opheffing van een conservatoir beslag dat door CMF was gelegd op een schip van Regano wegens onbetaalde bunkerleveranties. CMF had vier facturen ter waarde van $ 252.703,07 verzonden aan Navigazione M SRL, die onbetaald waren gelaten. CMF stelde dat zij een 'maritime lien' had op het schip op basis van de algemene voorwaarden die van toepassing waren op de bunkerleveranties, waarin een rechtskeuze voor Amerikaans recht was opgenomen.

De voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam had het beslag opgeheven, omdat niet summierlijk aannemelijk was dat CMF een verhaalsrecht had op het schip. Het hof bevestigde deze beslissing en oordeelde dat de rechtskeuze voor Amerikaans recht niet duidelijk was en dat de vordering tot betaling van de bunkerleveranties niet op het schip kon worden verhaald. Het hof concludeerde dat CMF geen belang had bij het handhaven van het beslag, aangezien Regano voldoende zekerheid had gesteld in Portugal.

Het hof bekrachtigde het bestreden vonnis en veroordeelde CMF in de proceskosten van het hoger beroep. De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke rechtskeuzes in contracten en de voorwaarden waaronder een 'maritime lien' kan worden ingeroepen.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.274.474/01
Zaaknummer rechtbank : C/10/589325/ KG ZA 20-15

arrest in kort geding van 6 oktober 2020

inzake

Canden Marine Fuel Services Ltd.,

gevestigd te Saint-Lambert, Province of Quebec, Canada,
appellante,
hierna te noemen: CMF,
advocaat: mr. A.C. van der Bent te Rotterdam,
tegen

Regano Navigation Corp.,

gevestigd te Majuro, Ajeltake Island (Marshall Eilanden),
geïntimeerde,
hierna te noemen: Regano,
advocaat: mr. A. Jumelet te Rotterdam.

Het geding

Bij exploot van 12 februari 2020 is CMF in hoger beroep gekomen van een door de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam (hierna: de voorzieningenrechter) tussen partijen gewezen vonnis van 20 januari 2020 (hierna: het bestreden vonnis). Bij memorie van grieven met producties heeft CMF vijf grieven aangevoerd. Regano heeft de grieven bestreden bij memorie van antwoord met producties.
Vervolgens hebben partijen op 17 augustus 2020 de zaak doen bepleiten door hun hiervoor genoemde advocaten, beiden aan de hand van overgelegde pleitnotities. Van de zitting is proces-verbaal opgemaakt. Ten slotte is arrest bepaald.

De beoordeling van het hoger beroep

De feiten
1. De feiten waarvan de voorzieningenrechter in r.o. 2.1-2.7 van het bestreden vonnis is uitgegaan, zijn niet in geschil. Ook het hof zal van die feiten uitgaan.
2. Met wat verder in hoger beroep is komen vast te staan, gaat het in deze zaak om het volgende:
2.1
Regano is eigenaar van het onder Panamese vlag varende motorschip “[naam motorschip]” (hierna: het schip).
2.2
Regano heeft het schip op grond van een tijdbevrachtingsovereenkomst enige maanden ter beschikking gesteld aan Navigazione M SRL (hierna: Navigazione).
2.3
In de periode van omstreeks juli tot september 2019 zijn bunkers geleverd aan het schip. In de daarvoor door CMF aan Navigazione gerichte vier ‘order confirmations’ is onder meer opgenomen:

Our General Terms and Conditions of Sale (GTCS) dated January 2014 (…) shall apply to this contract (…).
2.4
De General Terms & Conditions of Sale Canden Marine Fuel Services Ltd. January 2014 (hierna: de algemene voorwaarden) houden onder meer in:

“14. SECURITY

Product supplied in each Contract is sold and effected on the credit of the Vessel, as well as on the promise of the Buyer to pay, and it is agreed and understood that the Buyer warrants that the Seller will have and may assert a maritime lien against the Vessel for the amount due for the Products delivered.
The maritime lien shall extend but not be limited to the Vessel’s freight payments for the voyage during which the Products were received and also freights owed to Buyer on any subsequent voyages. Disclaimer stamps or disclaimer of lien stamps placed on the Bunker Delivery Receipt shall have no effect in principal or law towards the waiver of such lien.
(…)
Subject to the Seller’s right set forth herein to enforce his right of lien against any Vessel to which the Seller provides Products in any jurisdiction in accordance with the law of the United States of America, the Contract made in accordance herewith, as well as its performance and enforcement shall be governed by the General Maritime Law of the United States. The General Maritime Law of the United States shall apply with respect to the existence of a maritime lien, regardless of the country in which Seller takes legal action.
Nothing herein shall affect or prejudice the right of the Seller to take action and/or commence proceedings in any Jurisdiction to enforce his right of lien on Vessels or to otherwise obtain security by seizure, attachment or arrest of assets.
(…)
2.5
Voor de bunkerleveranties heeft CMF vier facturen tot een totaalbedrag van $ 252.703,07 verzonden aan Navigazione. Navigazione heeft de facturen onbetaald gelaten.
2.6
Na op 3 januari 2020 verkregen verlof van de (beslag)voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam heeft CMF op 5 januari 2020 conservatoir beslag laten leggen op het schip (hierna: het beslag, of: het (eerste) beslag).
2.7
Het beslag is bij het bestreden vonnis door de voorzieningenrechter opgeheven.
2.8
De (beslag)voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam heeft op 20 januari 2020, naar aanleiding van een ongeveer gelijkluidend verzoekschrift van CMF als dat ten grondslag lag aan het (eerste) beslag, verlof verleend aan CMF tot het nogmaals leggen van conservatoir beslag op het schip. CMF heeft op 20 januari 2020 (nogmaals) conservatoir beslag laten leggen op het schip (hierna: het tweede beslag).
2.9
Bij vonnis van een andere voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam van 24 januari 2020 (hierna: het tweede kortgedingvonnis) heeft die voorzieningenrechter het tweede beslag opgeheven. Tegen het tweede kortgedingvonnis is geen hoger beroep ingesteld.
2.1
Het schip is op enig moment na opheffing van het tweede beslag uit Nederland vertrokken. In april 2020 is het schip op verzoek van CMF in Portugal beslagen. Regano heeft ter verkrijging van opheffing van dat beslag zekerheid gesteld voor de vordering van CMF.
Het geschil
3.1
Regano heeft in eerste aanleg, zakelijk weergegeven, opheffing van het (eerste) beslag gevorderd.
3.2
Bij het bestreden vonnis heeft de voorzieningenrechter het (eerste) beslag opgeheven (zie 2.7 hiervoor). De voorzieningenrechter heeft daartoe onder meer overwogen, samengevat, dat naar Amerikaans recht een vordering (opmerking hof: wellicht is bedoeld: verhaalsrecht) op Regano niet summierlijk aannemelijk is omdat gelet op de tussenschakels tussen CMF en Navigazione onvoldoende duidelijk is of de bunkerleveranties kunnen worden gebracht onder de wetsbepalingen waaruit volgens CMF een ‘maritime lien’ voortvloeit en voorts dat ook niet summierlijk aannemelijk is dat in dit specifieke geval naar Panamees recht een ‘maritime lien’ bestaat.
3.3
CMF vordert in hoger beroep dat het bestreden vonnis wordt vernietigd en de vorderingen van Regano in eerste aanleg alsnog worden afgewezen.
3.4
Regano concludeert, kort gezegd, tot niet-ontvankelijkheid van CMF, althans tot bekrachtiging van het bestreden vonnis.
Rechtsmacht
4. Terecht heeft de voorzieningenrechter zich bevoegd geacht op grond van artikel 705 Rv. Daarmee is ook het hof bevoegd.
Ontvankelijkheid CMF
5. CMF is ontvankelijk in haar hoger beroep. Een onrechtmatig gelegd beslag kan een grondslag voor een schadevergoedingsverbintenis opleveren. CMF heeft daarom belang bij een oordeel over de juistheid van het bestreden vonnis. Anders dan Regano betoogt, is de juistheid van het bestreden vonnis niet in het tweede kortgedingvonnis beoordeeld. Het tweede kortgedingvonnis ziet immers op (de vordering tot opheffing van) het tweede beslag. Dat in het tweede kortgedingvonnis – ten overvloede – overwegingen zijn gewijd aan de vraag of CMF naar Panamees en Amerikaans recht een verhaalsrecht op het schip heeft, zegt bovendien niets over de juistheid van het bestreden vonnis en staat in elk geval niet in de weg aan ontvankelijkheid van dit hoger beroep. Niet valt in te zien dat, zoals Regano nog betoogt, CMF misbruik maakt van recht of bevoegdheid door in dit hoger beroep het tweede kortgedingvonnis ‘buiten beschouwing te laten’.
Opheffing van het beslag
6.1
Nu geen grieven zijn gericht tegen het oordeel in r.o. 4.2 van het bestreden vonnis dat het Verdrag van Brussel van 10 mei 1952 tot het vaststellen van enige eenvormige regels betreffende het conservatoir beslag op zeeschepen Trb. 1981, 165 (het Beslagverdrag) niet van toepassing is, gaat ook het hof daarvan uit.
6.2
Het beslag moet, gezien artikel 705 lid 2 Rv, worden opgeheven indien summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van de door de beslaglegger ingeroepen recht. De vordering tot opheffing van het beslag vereist tevens een afweging van de wederzijdse belangen, waarbij moet worden beoordeeld of het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag op grond van de door deze naar voren gebrachte omstandigheden zwaarder moet wegen dan het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag.
Verhaalbaarheid op het schip
6.3
CMF betoogt in hoger beroep niet (langer) dat Regano hoofdelijk aansprakelijk is voor de vordering tot betaling van bunkerleveranties, zodat CMF niet uit dien hoofde beslag mag leggen op het schip. Volgens CMF kan zij zich voor haar vordering op Navigazione wel verhalen op het schip, omdat zij zowel naar Amerikaans als Panamees recht een ‘maritime lien’ heeft. De toepasselijkheid van Amerikaans recht op haar vordering onderbouwt CMF met een beroep op artikel 14 van de algemene voorwaarden, dat onder meer luidt “(…) the Contract made in accordance herewith, as well as its performance and enforcement shall be governed by the General Maritime Law of the United States” (hierna: de gestelde rechtskeuze).
6.4
Uit artikel 10:160 lid 2-4 BW volgt dat de vordering slechts op het schip kan worden verhaald indien de vordering zowel naar het recht van de staat waar het schip te boek staat als naar het recht dat op de vordering toepasselijk is, op het schip kan worden verhaald.
6.5
Daargelaten of Regano de algemene voorwaarden, meer in het bijzonder artikel 14 daarvan, tegen zich heeft te laten gelden, kan naar het voorlopig oordeel van het hof niet ervan worden uitgegaan dat Amerikaans recht van toepassing is op de vordering tot betaling van bunkerleveranties. Daartoe wordt het volgende overwogen.
6.5.1
De vaststelling welk recht toepasselijk is op de overeenkomst tussen CMF en Navigazione dient naar Nederlands internationaal privaatrecht te geschieden aan de hand van de Verordening (EG) nr. 593/2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I), ook als het gaat om verbintenissen die buiten de werkingssfeer van die verordening vallen (artikel 10:153 BW). Dat betekent dat partijen bij de overeenkomst in beginsel bevoegd zijn een rechtskeuze te maken (artikel 3 Rome I).
6.5.2
Bij de beoordeling van de vraag of de gestelde rechtskeuze in het kader van artikel 10:160 BW meebrengt dat Amerikaans recht van toepassing is op de vordering van CMF tot betaling van bunkerleveranties wordt in aanmerking genomen dat de gestelde rechtskeuze is opgenomen in tussen professionele partijen (CMF en Navigazione) overeengekomen algemene voorwaarden die door CMF zijn opgesteld en dat Regano geen partij is bij de overeenkomst(en) tot bunkerleveranties. Dit betekent dat onduidelijkheden in de tekst van de algemene voorwaarden in relatie tot Regano voor risico van CMF dienen te komen. Uitgangspunt is verder dat partijen het toepasselijk recht voor een bepaald gedeelte van hun overeenkomst kunnen aanwijzen, terwijl zij voor de overige onderdelen geen of een andere rechtskeuze kunnen uitbrengen.
6.5.3
Het hof constateert dat een uitdrukkelijke rechtskeuze in de vorm van een afzonderlijke, als zodanig benoemde bepaling, inhoudende dat deze overeenkomst wordt beheerst door een bepaald rechtsstelsel, ontbreekt. De gestelde rechtskeuze maakt deel uit van een langere zin, die als volgt luidt:
“Subject to the Seller’s right set forth herein to enforce his right of lien against any Vessel to which the Seller provides Products in any jurisdiction in accordance with the law of the United States of America, the Contract made in accordance herewith, as well as its performance and enforcement shall be governed by the General Maritime Law of the United States”.
Onduidelijkheid van de (gestelde) rechtskeuze in de algemene voorwaarden van CMF kan ertoe leiden dat niet het gestelde toepasselijke recht van toepassing is, maar het recht dat op grond van artikel 4 Rome I van toepassing is. De redactie van de aangehaalde zin is, mede gelet op wat er verder in artikel 14 van de algemene voorwaarden is bepaald, onvoldoende duidelijk. In de eerste zin van artikel 14 is niet meer opgenomen dan dat de koper garandeert (“Buyer warrants”) dat de verkoper een ‘marime lien’ heeft. De volgende zin bepaalt in hoeverre die garantie strekt en tenslotte bepaalt de derde zin dat “Disclaimer stamps” op de “Bunker Delivery Receipts (het hof begrijpt: geplaatst door de “Buyer”) niet kunnen leiden tot afstand van recht. Daarin is als zodanig derhalve geen rechtskeuze gelegen met betrekking tot het recht dat op de vordering van toepassing is. Een zodanige rechtskeuze is vervolgens evenmin (voldoende duidelijk) in de hiervoor aangehaalde volzin vervat. Om te beginnen roept de verhouding tussen de hoofdzin en de bijzin vragen op. Dat de gestelde rechtskeuze (in de hoofdzin) wordt voorafgegaan door de vermelding van de ‘lien’ (in de bijzin), lijkt erop te wijzen dat de reikwijdte van de rechtskeuze zich beperkt tot die ‘lien’. In elk geval blijkt daaruit niet duidelijk dat de rechtskeuze ook betrekking heeft op de vordering tot betaling van bunkerleveranties. Desgevraagd is namens CMF ter zitting verklaard dat de hiervoor bedoelde bijzin (“Subject to… United States of America”) geheel moet worden weggedacht. Een onderbouwing hiervoor heeft CMF niet gegeven. Maar zelfs als CMF daarin zou worden gevolgd, blijft onduidelijk wat de woorden “made in accordance herewith” betekenen, zodat nog steeds niet duidelijk is dat de gestelde rechtskeuze (ook) betrekking heeft op de vordering tot betaling van bunkerleveranties. Artikel 14 van de algemene voorwaarden heeft als opschrift “Security” (zekerheid). De inhoud van het artikel sluit aan bij dit opschrift, nu het in het bijzonder het bereik van/de bevoegdheden van de verkoper omschrijft ten aanzien van de zekerheid (‘maritime lien’) waarvan de koper het bestaan dient te garanderen. Ook dit wijst er niet op dat de gestelde rechtskeuze mede betrekking heeft op de vordering tot betaling van de bunkerleveranties. Als CMF voor ogen had gestaan om op de vordering tot betaling van bunkerleveranties “the General Maritime Law of the United States” van toepassing te laten zijn, dan had het ook voor de hand gelegen dat neer te leggen in een apart artikel in de algemene voorwaarden of de ‘order confirmations’. Zoals het er nu staat, leidt het hof daaruit niet af dat de gestelde rechtskeuze mede betrekking heeft op de vordering tot betaling van de bunkerleveranties.
6.5.4
Daarbij komt dat in deze procedure niet duidelijk is (geworden) of en zo ja in hoeverre “the General Maritime Law of the United States” ook bepalingen bevat die zien op (overeenkomsten tot) bunkerleveranties en in zoverre verbintenissenrecht bevat, terwijl een verwijzing naar het verbintenissenrecht van een bepaalde Amerikaanse staat ontbreekt. CMF heeft daarover, ook desgevraagd, niets concreets naar voren gebracht. Het aanbod van CMF om een aanvullende legal opinion te vragen, wordt gepasseerd nu de aard van deze procedure zich daartegen verzet. Ook om deze reden is naar voorlopig oordeel van een voldoende bepaalde rechtskeuze (voor – enig stelsel van – Amerikaans recht) geen sprake.
6.5.5
De gestelde rechtskeuze leidt er dus niet toe dat ervan kan worden uitgegaan dat (enig stelsel van) Amerikaans recht van toepassing is op de vordering tot betaling van bunkerleveranties. Aan de voorwaarde dat de rechtskeuze uitdrukkelijk moet zijn gedaan of duidelijk blijkt uit de bepalingen van de overeenkomst of de omstandigheden van het geval (artikel 3 lid 1 Rome I) is dan ook niet voldaan voor de vordering tot betaling van de bunkerleveranties.
6.5.6
Welk recht bij gebreke van een rechtskeuze van toepassing is op de vordering tot betaling van bunkerleveranties heeft CMF niet toegelicht. Nu de overeenkomst tussen CMF en Navigazione verder geen enkele band heeft met de Verenigde Staten – CMF is gevestigd in de Staat Quebec, Canada, en ook de leveranties hebben niet in de Verenigde Staten plaatsgevonden – ligt het niet voor de hand dat op grond van de algemene conflictregel(s) van artikel 4 Rome I wordt uitgekomen bij (enige vorm van) ‘Amerikaans recht’.
6.6
Het voorgaande brengt mee dat op grond van hetgeen CMF daartoe heeft gesteld, niet kan worden geoordeeld dat de vordering tot betaling van bunkerleveranties naar het op die vordering toepasselijke recht verhaalbaar is op het schip. Derhalve kan niet worden aangenomen dat de vordering in Nederland kan worden verhaald op het schip (zie 6.4 hiervoor). Dat betekent dat de voorzieningenrechter het beslag terecht heeft opgeheven vanwege de ondeugdelijkheid van het door CMF ingeroepen verhaalsrecht.
6.7
Gelet op het voorgaande kan in het midden blijven of CMF naar Amerikaans en Panamees recht een verhaalsrecht heeft op het schip.
Belangenafweging
6.8
Een belangenafweging leidt niet tot een ander oordeel. Uit wat hiervoor is overwogen, volgt dat niet kan worden aangenomen dat CMF zich voor haar vordering kan verhalen op het schip. Omdat CMF in deze procedure het standpunt heeft verlaten dat Regano naast Navigazione kan worden aangesproken tot betaling van de bunkerleveranties, kan het schip ook niet op die grond als verhaalsobject dienen voor CMF. Verder is inmiddels in Portugal al voldoende zekerheid gesteld, zodat, naar CMF ter zitting ook heeft erkend, CMF bij herleving van het beslag geen belang heeft om haar vordering te kunnen verhalen. Gelet op het voorgaande weegt het belang van CMF om conservatoir verhaalsbeslag te leggen op het schip niet zwaarder dan het belang van Regano bij ongehinderde exploitatie van het schip (en dus bij opheffing van het beslag).
Slotsom en proceskosten
7. De slotsom is dat het beslag terecht is opgeheven. Dit betekent dat het hoger beroep tevergeefs is ingesteld en het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. De grieven, die opkomen tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat onvoldoende duidelijk is of de bunkerleveranties kunnen worden gebracht onder een contractuele relatie tussen haar en Navigazione, of naar Panamees recht een ‘maritime lien’ bestaat en tegen de door de voorzieningenrechter uitgevoerde belangenafweging, behoeven geen zelfstandige bespreking. Dit geldt ook voor de door Regano opgeworpen vragen of CMF überhaupt een vordering heeft op Navigazione en of het beslag niet reeds is vervallen doordat niet (tijdig) een hoofdvordering is ingesteld. CMF zal als de in het hoger beroep in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het hoger beroep worden veroordeeld.

De beslissing

Het hof:
- bekrachtigt het bestreden vonnis;
- veroordeelt CMF in de proceskosten in hoger beroep, aan de zijde van Regano tot op heden begroot op € 760,- aan griffierecht en € 3.222,- aan salaris advocaat (3,0 punten × € 1.074,- (tarief II));
- verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. F.R. Salomons, M.C.M. van Dijk en B.J. Lenselink en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 oktober 2020 in aanwezigheid van de griffier.