In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 6 oktober 2020 uitspraak gedaan in een hoger beroep van Canden Marine Fuel Services Ltd. (CMF) tegen Regano Navigation Corp. Het geschil betreft de opheffing van een conservatoir beslag dat door CMF was gelegd op een schip van Regano wegens onbetaalde bunkerleveranties. CMF had vier facturen ter waarde van $ 252.703,07 verzonden aan Navigazione M SRL, die onbetaald waren gelaten. CMF stelde dat zij een 'maritime lien' had op het schip op basis van de algemene voorwaarden die van toepassing waren op de bunkerleveranties, waarin een rechtskeuze voor Amerikaans recht was opgenomen.
De voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam had het beslag opgeheven, omdat niet summierlijk aannemelijk was dat CMF een verhaalsrecht had op het schip. Het hof bevestigde deze beslissing en oordeelde dat de rechtskeuze voor Amerikaans recht niet duidelijk was en dat de vordering tot betaling van de bunkerleveranties niet op het schip kon worden verhaald. Het hof concludeerde dat CMF geen belang had bij het handhaven van het beslag, aangezien Regano voldoende zekerheid had gesteld in Portugal.
Het hof bekrachtigde het bestreden vonnis en veroordeelde CMF in de proceskosten van het hoger beroep. De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke rechtskeuzes in contracten en de voorwaarden waaronder een 'maritime lien' kan worden ingeroepen.