Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Arrest van 30 juni 2020
[appellant], h.o.d.n. [handelsnaam],
Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V.,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
a. [appellant] heeft op 24 mei 2016 via zijn assurantietussenpersoon een aanvraag ingediend voor een Zekerheidspakket Horecaverzekering ten behoeve van het eetcafé [handelsnaam] aan de [adres] te [plaatsnaam] (hierna: het eetcafé).
b. Bij brief van 25 mei 2016 heeft NN de aanvraag van [appellant] voorlopig geaccepteerd en de (voorlopige) polis inclusief de toepasselijke polisvoorwaarden aan [appellant] en zijn assurantietussenpersoon toegezonden. In deze brief is vermeld dat een risico-inspectie van het eetcafé nodig was voordat NN definitief zou beslissen over de acceptatie.
De (voorlopige) verzekeringsovereenkomst biedt dekking voor aansprakelijkheid, bedrijfsschade, geld, inventaris, goederen en huurdersbelang.
Voor zover voor deze zaak van belang, luiden de toepasselijke polisvoorwaarden als volgt:
Verzekeringnemer of de tot uitkering gerechtigde is verplicht binnen redelijke termijn naar waarheid aan verzekeraar alle inlichtingen en bescheiden te verschaffen die voor verzekeraar van belang zijn om zijn uitkeringsplicht te beoordelen.
4.1.4 Medewerkingsplicht
Verzekeringnemer of de tot uitkering gerechtigde is verplicht zijn volle medewerking te verlenen en alles na te laten wat de belangen van verzekeraar zou kunnen schaden.’
(…)
Artikel 4.4 Uitkeringsplicht
Verzekeraar is niet eerder verplicht tot uitkering en kan ook niet eerder in gebreke worden gesteld dan na afloop van een termijn van vier weken na de dag waarop de verzekeraar alle gegevens heeft ontvangen die van belang zijn voor vaststelling van het recht op uitkering.
e. Bij e-mail van 11 juli 2016 heeft [appellant] via zijn tussenpersoon NN als volgt bericht:
g. NN heeft op 13 juli 2016 EMN Forensic/Expertise opdracht gegeven om een toedrachtonderzoek naar de inbraak te verrichten en om de schade vast te stellen. Een expert van EMN Forensic heeft op 15 juli 2016 het eetcafé bezocht.
Ik zag dat het cilinderslot van de deur aan de voorzijde was doorboord. Kennelijk heeft de dader zijn toegang via de voordeur verschaft om de goederen uit het café weg te nemen.’
NN heeft verweer gevoerd en zich primair op het standpunt gesteld, onder verwijzing naar artikel 4.4 van de polisvoorwaarden, dat zij bij de huidige stand van zaken geen uitkering aan [appellant] is verschuldigd nu het onderzoek naar de schademelding nog niet is afgerond.
Bij eindvonnis van 6 maart 2018 heeft de kantonrechter de vordering van [appellant] afgewezen.
schriftelijkheeft gemeld.
[appellant] heeft in zijn toelichting op grief II gesteld dat hij tijdens de risico-inspectie op 5 juli 2016 de inbraak aan de orde heeft gesteld. De vraag rijst dan waarom hiervan dan (kennelijk) door de inspecteur in zijn verslag geen melding is gemaakt; deze achtte het risico niet acceptabel om welke reden de verzekering werd beëindigd. Wat daarvan zij, ook indien [appellant] de inbraak tijdens de inspectie niet ter sprake heeft gebracht, neemt dat niet weg dat voldoende aannemelijk is dat [appellant] de schade op 27 juni 2016, een dag na de inbraak, telefonisch aan NN heeft gemeld, gevolgd door een schriftelijke melding twee weken later.
Inventaris, nieuwwaardeclausule € 26.795,--
Huurdersbelang, herstelkosten € 3.650,--
Geld, contanten in kassa € 293,--
contanten in papierdispenser
€ 1.200,--
Beslissing
- beveelt partijen in persoon, als het om een rechtspersoon gaat, deugdelijk vertegenwoordigd door een persoon die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is om een schikking aan te gaan, vergezeld van hun raadslieden, voor het verstrekken van inlichtingen en het beproeven van een minnelijke regeling te verschijnen voor de hierbij benoemde raadsheer-commissaris mr. C.J. Verduyn van het hof in één der zalen van het Paleis van Justitie, Prins Clauslaan 60 te Den Haag op 22 september 2020 om 11.00 uur;
- bepaalt dat, indien één der partijen
- verstaat dat het hof reeds beschikt over een kopie van de volledige procesdossiers in eerste aanleg en in hoger beroep, inclusief producties, zodat overlegging daarvan voor de comparitie niet nodig is;
- bepaalt dat partijen de bescheiden waarop zij ter comparitie een beroep willen doen, zullen overleggen door deze
- indien ter comparitie van partijen geen schikking wordt bereikt: