ECLI:NL:GHDHA:2020:1704

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
15 september 2020
Publicatiedatum
18 september 2020
Zaaknummer
22-005190-19.a
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Rotterdam inzake ontucht met minderjarigen

Op 15 september 2020 heeft het Gerechtshof Den Haag uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam van 7 november 2019. De verdachte, geboren in Iran in 1986 en zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, wegens ontucht met drie minderjarige meisjes. De tenlastelegging betrof het plegen van ontuchtige handelingen met meisjes van 13 tot 15 jaar oud, waarbij de verdachte hen betastte en zijn lichaam tegen hen drukte onder het mom van een spelletje. De advocaat-generaal had gevorderd het vonnis te bevestigen, maar het hof heeft het vonnis gedeeltelijk vernietigd en de straf aangepast. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen. De verdachte heeft geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 15 dagen en een taakstraf van 80 uur. Het hof heeft de tijd in voorarrest in mindering gebracht op de opgelegde straf. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005190-19
Parketnummer: 10-811054-19
Datum uitspraak: 15 september 2020
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 7 november 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [plaats] (Iran) op [datum] 1986,
zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
verblijfadres volgens opgave verdachte:
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en bijzondere voorwaarden als nader in het vonnis vermeld. Voorts is beslist omtrent de vordering van de benadeelde partij en is een schadevergoedingsmaategel opgelegd als nader in het vonnis vermeld.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 25 juli 2019 te [plaats] meermalen, althans eenmaal (telkens) met één of meer personen beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten
-[slachtoffer1] (geboren op [datum] 2004), en/of
-[slachtoffer2] (geboren op [datum] 2005), en/of
-[slachtoffer3] (geboren op [datum] 2006) buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, namelijk het
-betasten van en/of knijpen in de billen van die [slachtoffer1] en/of het duwen van zijn, verdachtes, hoofd tegen de vagina van die [slachtoffer1], en/of
-betasten van en/of knijpen in de billen van die [slachtoffer2] en/of het duwen van zijn, verdachtes, billen tegen de vagina van die [slachtoffer2], en/of
-het duwen van zijn, verdachtes, penis tegen de billen van die [slachtoffer3].
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het hof
niet gebracht tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van de eerste rechter, behalve ten aanzien van de oplegging van de straf, de motivering daarvan en de toegepaste wetsartikelen.
In dit opzicht zal het hof het vonnis waarvan beroep vernietigen. Voor het overige verenigt het hof zich met de gronden en beslissingen in het vonnis.
Aangezien de verdachte na de datum waarop de door de eerste rechter bewezen verklaarde feiten zijn gepleegd een straf is opgelegd, heeft het hof rekening gehouden met het in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht bepaalde.
Het vonnis waarvan beroep dient derhalve - behoudens voor zover het wordt vernietigd - te worden bevestigd.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met drie meisjes in de leeftijd van 13 tot 15 jaar oud, terwijl zij aan het zwemmen en spelen waren.
Zo heeft hij hen onder het mom van een spelletje o.a. bij hun billen betast en onder water zijn billen en penis tegen hen aan gedrukt. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat de verdachte ongeveer 20 jaar ouder was dan de meisjes.
Hij heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van de jonge slachtoffers. De verdachte heeft het fysieke en psychische welzijn van de slachtoffers ondergeschikt gemaakt aan de bevrediging van zijn eigen seksuele behoeften en inbreuk gemaakt op de ongestoorde (seksuele) ontwikkeling van de slachtoffers.
Uit de slachtofferverklaring van het meisje [slachtoffer3] blijkt dat het feit een grote impact op haar heeft gehad en nog steeds heeft.
Dit soort delicten veroorzaakt bovendien gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij, zeker bij ouders van jonge kinderen.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 24 augustus 2020, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht een passende en geboden reactie vormt. Gelet op de ernst van het feit zal het hof mede een onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur opleggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 57, 63 en 247 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf, de motivering daarvan en de toegepaste wetsartikelen en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte voorts tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door mr. Y.J. Wijnnobel - van Erp, mr. C.H.M. Royakkers en mr. K. Versteeg, in bijzijn van de griffier A. van der Schalk.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 15 september 2020.