Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste, het tweede en het derde cassatiemiddel
3.Beoordeling van het vierde cassatiemiddel
4.Beslissing
14 december 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 december 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De zaak betreft ontucht met drie meisjes onder de zestien jaar. De verdachte, geboren in 1986, had beroep ingesteld tegen de uitspraak van het hof, dat op 15 september 2020 had geoordeeld. De advocaat van de verdachte, B. Kizilocak, heeft cassatiemiddelen voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht. De plaatsvervangend advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak, maar alleen voor zover het gaat om de toepassing van vervangende hechtenis bij de schadevergoedingsmaatregel. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak, behalve voor de kwestie van de vervangende hechtenis.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het hof de verdachte de verplichting had opgelegd om een schadevergoeding te betalen aan het slachtoffer, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij gebreke van betaling. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de toepassing van vervangende hechtenis in dit geval niet correct was en heeft de uitspraak van het hof vernietigd voor zover deze betrekking had op de vervangende hechtenis. De Hoge Raad heeft bepaald dat in plaats daarvan gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast, conform artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering. De overige onderdelen van het beroep zijn verworpen.