Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
beschikking van 18 februari 2020
[appellant],
Corrocoat Benelux B.V.,
Het geding
Verdere beoordeling van het principaal en incidenteel hoger beroep
13 februari 2013 [bedoeld was: 2018, hof] (a) in de ochtend onderweg was naar een vestiging van een klant in Duitsland (Pfeifer & Langen), (b) telefonisch vernam dat deze vestiging gesloten was, waarna hij (c) zijn plan bijstelde en bij wijze van ‘koude acquisitie’ Akrum Pumpen Gmbh heeft bezocht, daarna naar huis is gereden, een inktpatroon heeft gekocht, om daar verder thuis te werken. Daarin is hij niet geslaagd, om de volgende redenen.
art. 7:681 BW of art. 7:683 lid 3 BW voor toekenning van een billijke vergoeding aan [appellant] is niet voldaan.
incidentele grief 1betoogt Corrocoat dat zij ten onrechte is veroordeeld een gefixeerde schadevergoeding aan [appellant] te betalen. Corrocoat verzoekt [appellant] te veroordelen om aan haar een gefixeerde schadevergoeding van € 5.948,01 te betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 14 maart 2018.
(art. 7:677 lid 3 onder a BW). Deze termijn bedraagt 1,5 maand. Corrocoat heeft de schadevergoeding becijferd op een bedrag van € 5.948,01. De hoogte van dit bedrag is door [appellant] niet betwist. De verschuldigdheid van de wettelijke rente vanaf 14 februari 2018 is evenmin betwist. Het hof zal dit bedrag en deze rente toewijzen.
incidentele grief 2,die zich richt tegen de compensatie van de proceskosten in eerste aanleg, slaagt. Gelet op de geringe omvang van het incidenteel hoger beroep en gezien de samenhang tussen het incidenteel hoger beroep en principaal hoger beroep, zal het hof de proceskostenverdeling in incidenteel hoger beroep op nihil stellen. De beschikking zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard zoals verzocht.
Beslissing in het principaal en incidenteel hoger beroep
- verwerpt het principaal hoger beroep;
- vernietigt de beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam, zittingsplaats Dordrecht van 20 april 2018, tussen partijen gewezen;
- wijst de vorderingen van [appellant] af;
- veroordeelt [appellant] aan Corrocoat te betalen een bedrag van € 5.948,01 vermeerderd met wettelijke rente vanaf 14 maart 2018, tot aan de dag van de algehele voldoening;
- veroordeelt [appellant] in de in de kosten van het geding in eerste aanleg tot op
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in principaal hoger beroep, aan de zijde van Corrocoat tot op heden begroot op € 726,-- aan griffierecht en € 2.685,-- aan salaris advocaat (2,5 punten, tarief II);
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in incidenteel hoger beroep, die op nihil worden gesteld;
- veroordeelt [appellant] aan Corrocoat te betalen een bedrag van € 157,- aan nasalaris voor de advocaat, nog te verhogen met € 82,-- indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving in der minne aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, en bepaalt dat deze bedragen binnen 14 dagen na de dag van de uitspraak dan wel, wat betreft het bedrag van € 82,--, na de datum van betekening, moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van genoemde termijn van 14 dagen;
- wijst af het meer of anders verzochte.