[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 5 primair en subsidiair tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1, 2, 3, 4 en 6 tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 160 uren, subsidiair 80 dagen hechtenis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 5 primair en subsidiair is tenlastegelegd. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en mitsdien mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – voor zover thans nog aan de orde - tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 december 2015 tot en met 01 december 2016 te Ter Aar, gemeente Nieuwkoop, [persoon A] heeft mishandeld door een in werking gesteld(e) taser/stroomstootwapen althans een op een stroomstootwapen gelijkend voorwerp tegen de hand en/of pols van die [persoon A] te houden/drukken;
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 december 2015 tot en met 01 december 2016 te Ter Aar, gemeente Nieuwkoop, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (meermalen) een persoon (te weten [persoon B]) (telkens) tegen de grond gedrukt heeft gehouden (door met zijn, verdachtes, knie tegen de borst van die [persoon B] te duwen), waardoor voornoemde [persoon B] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
hij in of omstreeks de periode van 01 december 2015 tot en met 01 december 2016 te Ter Aar, gemeente Nieuwkoop, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (meermalen) (een) perso(o)n(en) (te weten [persoon B] en/of [persoon A] en/of [persoon C]) (tekens) te stompen en/of slaan tegen de armen en/of benen en/of buik, waardoor voornoemde [persoon B] en/of [persoon A] en/of [persoon C] letsel hebben/heeft bekomen en/of pijn hebben/heeft ondervonden;
4.
hij in of omstreeks de periode van 01 december 2015 tot en met 01 december 2016 te Ter Aar, gemeente Nieuwkoop, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (een) perso(o)n(en) (te weten [persoon B] en/of [persoon A]), met een touw (bij de benen) heeft vastgebonden en/of (vervolgens) aan/met dat touw heeft rondgetrokken/gesleept over de grond, waardoor voornoemde [persoon B] en/of [persoon A] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
6.
hij in of omstreeks de periode van 01 december 2015 tot en met 01 december 2016 te Ter Aar, gemeente Nieuwkoop, opzettelijk [persoon B] en/of [persoon A] en/of [persoon C], in zijn/hun tegenwoordigheid, mondeling bij geschrift, heeft beledigd door hem/hun (meermalen) de woorden toe te voegen: "homo" en/of "mongool" en/of "kutchinees" en/of "kankerlijer", althans (telkens) woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4 (voor zover het tenlastegelegde betrekking heeft op [persoon A]) en 6 zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof is van oordeel dat geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat de verdachte het in de tenlastelegging genoemde woord “kutchinees” heeft gebezigd of een van de in de tenlastelegging genoemde woorden jegens aangever [persoon C] heeft geuit.
Het hof stelt vast dat aangever [persoon A] heeft verklaard dat de verdachte hem “homo” en “kankerlijer” heeft genoemd en dat aangever [persoon B] heeft verklaard dat de verdachte hem “homo” en “mongool” heeft genoemd.
Het hof stelt voorop dat deze woorden, alle in beginsel geschikt zijn om een persoon te beledigen. Of ook in dit geval de woorden een beledigend karakter hadden en de verdachte het opzet heeft gehad om daarmee [persoon B] en [persoon A] te beledigen, zal het hof beoordelen aan de hand van de omstandigheden van het geval.
Naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep stelt het hof vast dat zowel [persoon B] als [persoon A] heeft deelgenomen aan gesprekken in een app-groep, waarin veelvuldig het woord ‘homo’ werd gebruikt. Het hof stelt voorts vast dat dit woord in deze app-groep door meerdere gebruikers werd gehanteerd, en dat dit gebeurde op vele momenten en ogenschijnlijk lang niet altijd in reactie op een specifiek bericht of een specifieke opmerking. Daarmee kreeg het gebruik van deze term veeleer de functie van een stopwoord of algemene uiting. Naar het oordeel van het hof ligt het in de rede dat die functie van het woord “homo” dan doorwerkte in de interactie tussen de leden van die app-groep, ook indien die interactie niet via dat medium plaatshad maar in enige vorm van direct persoonlijk contact. Met inachtneming van dit laatste volgt het hof het oordeel van de rechtbank dat de constatering van genoemde functie van het woord “homo”, in combinatie met het gegeven dat de app-groep een eigen dynamiek leek te hebben, waarin alle deelnemers, onder wie ook deelnemende aangevers, zich verbaal stevig uitten, maakt dat de bewijsmiddelen niet de overtuiging opleveren dat het in de tenlastelegging bedoelde gebruik van het woord ’homo’ een beledigend karakter had.
Het hof vat de woorden “mongool” en “kankerlijer” in deze specifieke context op als woorden die zich lenen voor soortgelijk gebruik binnen de vorenbedoelde groep personen als het woord “homo”. Aangever [persoon A] heeft bij de raadsheer-commissaris verklaard dat het gebruik van dergelijke woorden soms wel als “geinen” werd bedoeld en dat hij daar soms ook aan meedeed. Dit brengt mee dat het hof ook ten aanzien van deze woorden niet de overtuiging heeft bekomen dat deze binnen de context van de betreffende groep een beledigend karakter hadden.
In het licht van het voorgaande acht het hof niet bewezen dat de verdachte het opzet heeft gehad, al dan niet in voorwaardelijke zin, om met het uiten van deze woorden de betreffende aangevers te beledigen.
Naar het oordeel van het hof is aldus niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 6 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep – overeenkomstig de door haar overgelegde pleitnota – op het standpunt gesteld dat de verdachte van het onder 2 en onder 3 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Daartoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het (voorwaardelijk) opzet op de mishandeling ontbreekt, nu bepaalde handelingen als oefening hoorden bij de
free run trainingom blessures te voorkomen dan wel dat de verdachte bepaalde handelingen heeft bedoeld als stoeien of dollen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Niet aannemelijk is geworden dat het herhaaldelijk tegen de grond gedrukt houden van een persoon door op pijnlijke wijze met een knie op diens borst te drukken (feit 2) redelijkerwijs kan worden aangemerkt als een bij een
free run trainingbehorende handeling. Evenmin is aannemelijk geworden dat dit handelen heeft plaatsgevonden in het kader van stoeien of dollen, zoals de verdediging heeft aangevoerd. Bij dit laatste weegt mee dat niet is gebleken dat dergelijke handelingen over en weer plaatsvonden.
Hetzelfde geldt voor het meermalen stompen en slaan tegen armen, benen en buik voor zover dat met zodanige kracht geschiedde dat dit, zoals uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt, aanhoudende pijn en/of letsel (in de vorm van blauwe plekken en/of zwellingen) tot gevolg had.
Al deze handelingen zijn van zodanige aard dat – ook in de betreffende context - het opzet van de verdachte op de mishandeling telkens uit de feitelijke handelingen kan worden afgeleid.
Het verweer wordt derhalve verworpen.
De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep – overeenkomstig de door haar overgelegde pleitnota – op het standpunt gesteld dat de verdachte van het onder 4 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Daartoe heeft zij onder meer aangevoerd dat er geen sprake is geweest van pijn of letsel.
Het hof verwerpt dit verweer. Ook het teweegbrengen van een min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam kan een mishandeling opleveren (HR 9 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2667). Uit de gebezigde bewijsmiddelen heeft het hof de overtuiging bekomen dat daarvan in het onderhavige geval sprake is geweest, zowel bij aangever [persoon B] als bij aangever [persoon A]. Aldus kan het onder 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen worden verklaard. Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in
of omstreeksde periode van 01 december 2015 tot en met 01 december 2016 te Ter Aar, gemeente Nieuwkoop, [persoon A] heeft mishandeld door een in werking gesteld
(e) taser/stroomstootwapen althans eenop een stroomstootwapen gelijkend voorwerp tegen de
hand en/ofpols van die [persoon A] te houden
/drukken;
2.
hij in
of omstreeksde periode van 01 december 2015 tot en met 01 december 2016 te Ter Aar, gemeente Nieuwkoop,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,opzettelijk
(meermalen
)een persoon
(te weten [persoon B]
) (telkens
)tegen de grond gedrukt heeft gehouden
(door met zijn, verdachtes, knie
tegenopde borst van die [persoon B] te duwen
), waardoor voornoemde [persoon B] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
hij in
of omstreeksde periode van 01 december 2015 tot en met 01 december 2016 te Ter Aar, gemeente Nieuwkoop,
opzettelijktezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, opzettelijk (meermalen
) (een
)perso
(o
)n
(en) (te weten [persoon B] en
/ofalleen, meermalen personen te weten[persoon A] en
/of[persoon C]
)(
telkens)
teheeft gestomp
tenen/of
gesla
angentegen de armen en/of benen en/of buik, waardoor voornoemde [persoon B] en
/of[persoon A] en
/of[persoon C] letsel hebben
/heeftbekomen en/of pijn hebben
/heeftondervonden;
4.
hij in
of omstreeksde periode van 01 december 2015 tot en met 01 december 2016 te Ter Aar, gemeente Nieuwkoop, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen,opzettelijk
(een
)perso
(o
)n
(en) (te weten [persoon B]
en/of [persoon A]), met een touw
(bij de benen
)heeft vastgebonden
en/of (vervolgens) aan/met dat touw heeft rondgetrokken/gesleept over de grond, waardoor voornoemde [persoon B] en/of [persoon A] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
hij in
of omstreeksde periode van 01 december 2015 tot en met 01 december 2016 te Ter Aar, gemeente Nieuwkoop, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,opzettelijk
(een
)perso
(o
)n
(en) (te weten
[persoon B] en/of[persoon A]
), met een touw
(bij de benen
)heeft vastgebonden en
/of (vervolgens
)aan
/metdat touw heeft rondgetrokken/gesleept over de grond
, waardoor voornoemde [persoon B] en/of [persoon A] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op: