ECLI:NL:GHDHA:2020:1561

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
25 augustus 2020
Publicatiedatum
27 augustus 2020
Zaaknummer
000739-19
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake teruggave van in beslag genomen gegevensdragers en selectie van niet-strafbaar beeldmateriaal

In deze tussenbeschikking van het Gerechtshof Den Haag, gedateerd 25 augustus 2020, wordt ingegaan op de teruggave van in beslag genomen gegevensdragers aan klager, die een selectie wil maken van niet-strafbaar privé beeldmateriaal. Het hof heeft eerder bepaald dat klager op het politiebureau moet worden uitgenodigd om deze selectie te maken, maar de politie heeft gerapporteerd dat deze opdracht niet kon worden uitgevoerd. Het hof constateert dat klager nog niet in staat is gesteld om de selectie te maken en dat de werkzaamheden die tot het dagdeel gerekend moeten worden, niet of nauwelijks hebben plaatsgevonden. Het hof beveelt dat klager binnen vier weken opnieuw moet worden uitgenodigd op het politiebureau om de selectie te maken.

De beschikking is gewezen naar aanleiding van een klaagschrift op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft kennisgenomen van de standpunten van de advocaat-generaal en klager. De advocaat-generaal heeft aangegeven dat er meer duidelijkheid nodig is over de tijd en moeite die nodig zijn voor de uitvoering van de selectie en verstrekking van gegevensbestanden. Klager heeft zijn bezorgdheid geuit over de tijdsbesteding van de verbalisanten en het gebrek aan resultaat.

Het hof benadrukt dat de verantwoordelijkheid voor de inbeslaggenomen gegevensdragers bij de bewaarder ligt en dat de tijd die gemoeid is met het terugbrengen van deze voorwerpen niet ten koste mag gaan van de tijd die klager heeft om zijn selectie te maken. Het hof verzoekt de advocaat-generaal ervoor te zorgen dat klager binnen vier weken wordt uitgenodigd op het politiebureau, zodat het onderzoek ter terechtzitting kan worden hervat op een nader te bepalen datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 25 augustus 2020

GERECHTSHOF DEN HAAG

meervoudige raadkamer

TUSSENBESCHIKKING

gegeven naar aanleiding van een klaagschrift, op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering ingediend door klager, genaamd:

[klager]

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Deze beschikking is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van dit hof van
11 augustus 2020.
Het hof heeft kennisgenomen van het standpunt van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens klager is aangevoerd.
In de onderhavige procedure heeft het hof bij eerdere tussenbeschikking van 26 september 2019 geoordeeld dat klager op zichzelf voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij een belang heeft bij de teruggave van bestanden op de onder hem in beslag genomen gegevensdragers, doch slechts voor zover het betreft foto’s die betrekking hebben op de directe familie van klager. Het hof heeft destijds bepaald dat klager, na nadere aanduiding om welke foto’s het gaat en waar deze (waarschijnlijk) zijn opgeslagen, moet worden uitgenodigd op het politiebureau teneinde in de gelegenheid te worden gesteld om onder begeleiding van een verbalisant en gedurende een tijdsbestek van maximaal een dagdeel een selectie te maken van de betreffende foto’s die hij in kopie wenst te ontvangen.
Voorts heeft het hof bepaald dat indien zulks zou leiden tot een werkbare situatie, de betreffende foto’s op een door de klager meegebrachte lege gegevensdrager dienen te worden gekopieerd en aan hem te worden verstrekt. Indien
zulks niet zou leiden tot een werkbare situatie, moet daarvan proces-verbaal worden opgemaakt en aan het hof worden verzonden.
Door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van de politie eenheid Rotterdam is op 11 december 2019 proces-verbaal opgemaakt. In dit proces-verbaal is gerelateerd dat klager op dinsdag 10 december 2019 om 13:00 uur op het politiebureau is verschenen en in de gelegenheid is gesteld om op een van de in beslag genomen computers in te loggen, teneinde met de verbalisanten een selectie van de betreffende foto’s te maken. Het inloggen op de computer is niet gelukt. Verbalisanten stelden vervolgens voor de harde schijf uit de computer te verwijderen en op een ander systeem aan te sluiten, zodat toegang kon worden verkregen tot de bestanden op de betreffende harde schijf. Klager ging hiermee akkoord. Na overleg met het Openbaar Ministerie is besloten dit niet te doen, vanwege de tijd die het in beslag zou nemen. De verbalisanten relateren dat één van hen naar schatting 4,5 tot 5 uur bezig zou zijn met de door hem voorgestelde oplossing. De verbalisanten relateren tot slot dat zij gezamenlijk reeds 8,5 uur aan de zaak hebben besteed.
Een en ander heeft geleid tot hervatting van het onderzoek ter terechtzitting bij de meervoudige raadkamer.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat uit het hiervoor genoemde proces-verbaal blijkt dat twee verbalisanten in het kader van hun voorbereiding van het bezoek van klager aan het politiebureau reeds meer tijd aan de zaak hebben besteed dan het door het hof bij tussenbeschikking aangegeven maximum van een dagdeel.
De advocaat-generaal heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid van de opgegeven voorbereidingstijd.
Door de advocaat-generaal is daarnaast aangegeven dat het Openbaar Ministerie behoefte heeft aan meer duidelijkheid over de werkzaamheden die tot het genoemde dagdeel moeten worden gerekend en meer in zijn algemeenheid aan meer duidelijkheid met betrekking tot de hoeveelheid tijd en moeite die moet worden geïnvesteerd ter uitvoering van de selectie en verstrekking van gegevensbestanden op in beslag genomen gegevensdragers.
De advocaat-generaal heeft tot slot nog aangegeven zich te verzetten tegen het meebrengen van een deskundige door klager, mocht het oordeel van het hof zijn dat klager
opnieuw naar het politiebureau mag komen om een selectie te maken van de betreffende foto’s.
Standpunt van klagerDoor klager is naar voren gebracht dat hij op 10 december 2019 met twee nieuwe en derhalve ‘schone’ gegevensdragers naar het politiebureau is gegaan, teneinde de foto’s die hij in kopie wenst te verkrijgen aan te wijzen. Klager stelt dat hem aldaar duidelijk werd dat van de in beslag genomen gegevensdragers slechts één computer beschikbaar was. De andere computer bleek niet op te starten en werd daarom niet beschikbaar gesteld. De externe harde schijf zou niet beschikbaar zijn.
Klager weet zeker dat hij het wachtwoord van de beschikbare computer nog wist en juist had ingevoerd. De verbalisanten hebben hem verteld dat het voorkwam dat een wachtwoord van een computer tijdens het onderzoek door het onderzoeksteam werd gewijzigd en dat het mogelijk was dat het ook in dit geval was gebeurd. De verbalisanten wisten het nieuwe wachtwoord niet, aldus klager, die stelt dat hij niet langer dan 45 minuten op het politiebureau is geweest. Het onderhoud met de verbalisanten heeft volgens klager slechts ongeveer 10 minuten geduurd.
Namens klager is daarnaast naar voren gebracht dat het proces-verbaal van 11 december 2019 onvoldoende specificeert welke tijdsbesteding door de verbalisanten is gedaan. De tijd die mogelijk gemoeid is geweest met het transporteren van de gegevensdrager(s) naar het politiebureau dient zijns inziens niet in mindering te worden gebracht op het door het hof redelijk geachte tijdsbestek van een dagdeel. Nu niet inzichtelijk is waaraan de verbalisanten de 4 respectievelijk 4,5 uur hebben besteed en geen resultaat is bereikt, wordt namens klager verzocht de advocaat-generaal opnieuw opdracht te geven om klager in staat te stellen om op het politiebureau een selectie van foto’s te maken en die na beoordeling op strafbaarheid in kopie te ontvangen.
Beoordeling
Het hof heeft in de tussenbeschikking van 26 september 2019 overwogen dat klager dient te worden uitgenodigd op een door de politie te bepalen locatie, teneinde in de gelegenheid te worden gesteld om – samen met en onder begeleiding van een verbalisant, en gedurende een tijdsbestek van maximaal een dagdeel – een (beperkte) selectie te maken van het niet-strafbare privé
beeldmateriaal op de gegevensdragers, in de directe familiefeer zoals in de tussenbeschikking is omschreven, en deze in kopie te ontvangen. Dit is in overeenstemming met het beoordelingskader, zoals volgt uit het arrest van het Gerechtshof Den Haag van 14 februari 2019 (vindplaats ECLI:NL:GHDHA:2019:391).
Het hof betreurt het dat het Openbaar Ministerie, gelet op de principiële opstelling ten aanzien van de door het hof bevolen medewerking aan verstrekking van gegevensbestanden op inbeslaggenomen gegevensdragers die klager in kopie wenst te ontvangen, ervan heeft afgezien een proces-verbaal aan te leveren over de gang van zaken op het betreffende politiebureau dat past bij die principiële benadering. Het aangeleverde proces-verbaal laat in relatie tot het voorgestane doel veel vragen onbeantwoord.
Het hof stelt in zijn algemeenheid voorop dat de verantwoordelijkheid voor een inbeslaggenomen voorwerp voor de duur van het beslag bij de bewaarder daarvan ligt. Wordt ervoor gekozen de bewaring van het inbeslaggenomen voorwerp niet te laten plaatsvinden op het politiebureau waar het onderzoek in hoofdzaak plaatsvindt of heeft plaatsgevonden, dan acht het hof het niet redelijk om de tijd die met het terugbrengen van het inbeslaggenomen voorwerp naar dat politiebureau is gemoeid in mindering te brengen op de tijd die redelijk wordt geacht voor het maken van een selectie van gegevens, het beoordelen van de strafbaarheid daarvan en het kopieren op een gegevensdrager. Het dagdeel waarvan in casu sprake is, is bedoeld om klager uit te nodigen op een door de politie gekozen plaats, klager in de gelegenheid te stellen een selectie te maken van bedoelde foto’s, het beoordelen of deze geen strafbaar karakter hebben en het kopieren van de legitieme bestanden op de door de klager aangeleverde gegevensdrager. De tijd die is gemoeid met de voorbereiding van de ontvangst van klager – waaronder dus mede begrepen het ophalen van de betreffende gegevensdrager(s) bij de bewaarplaats, maar ook het vooraf bekijken van het strafdossier en in het bijzonder het herstellen van de toegankelijkheid tot het niveau van het moment van inbeslagneming, valt nadrukkelijk
buitenhet hiervoor bedoelde dagdeel. Met betrekking tot dit laatste punt merkt het hof – met verwijzing naar eerdergenoemde zorgplicht van de bewaarder van inbeslaggenomen gegevensdragers - in het bijzonder op dat, indien en voor zover op het moment van inbeslagneming sprake is van goed functionerende en
toegankelijke gegevensdragers, in het kader van de hier aan de orde zijnde procedure, problemen met de toegang tot de bestanden die op de betreffende gegevensdragers staan opgeslagen en het daarmee samenhangende tijdbeslag in beginsel niet ten koste mogen gaan van het door het hof redelijk geachte dagdeel. Het hof wijst er daarbij op dat blijkens het arrest van het hof van 7 maart 2018 in de strafzaak tegen klager de gegevensdragers zijn onderzocht en daarop strafbaar materiaal is aangetroffen. Aangenomen mag daarom worden dat die gegevensdragers op dat moment toegankelijk waren.
Het voorgaande geldt in het onderhavige geval te meer, nu klager onbetwist heeft gesteld dat alle gegevensdragers in grote lijnen dezelfde gegevens bevatten, zodat de door hem opgegeven bestanden ook zullen worden aangetroffen op de inbeslaggenomen externe harde schijf, die niet met een wachtwoord was beveiligd. Blijkens mededeling van de advocaat-generaal is deze externe harde schijf echter niet meer voorhanden. Het spreekt voor zich dat die omstandigheid niet ten nadele van klager kan worden gebracht.
Uit de inhoud van het proces-verbaal van 11 december 2019 volgt dat klager in het geheel nog niet in staat is gesteld om een selectie van het niet-strafbare beeldmateriaal te maken. Het daarvoor bedoelde dagdeel is daarmee feitelijk nog niet aangevangen. Daarbij merkt het hof op dat, nu de gegevens kennelijk niet toegankelijk zijn, nog geen tijd kan zijn besteed aan het – op zichzelf geoorloofde – beoordelen van de strafbaarheid van de gegevens die zich op de opgegeven locatie bevinden. Het is aan de politie om de in beslag genomen gegevensdragers beschikbaar te stellen en de toegang daartoe te verlenen. Het is daarom aan de politie om een oplossing te vinden voor de toegang tot de betreffende gegevens, zonder dat de daaraan te besteden tijd ten laste komt van het redelijk geachte dagdeel.
Een en ander leidt ertoe dat het hof de advocaat-generaal verzoekt ervoor zorg te dragen dat uitvoering wordt geven aan het in de tussenbeschikking van 26 september 2019 onder 2 t/m 4 bepaalde. Het hof verzoekt de advocaat-generaal het ertoe te leiden dat klager daartoe binnen
vier weken na hedenwordt uitgenodigd op het politiebureau.
Het onderzoek ter terechtzitting zal vervolgens worden hervat op een nader te bepalen terechtzitting van de meervoudige raadkamer.

BESLISSING

Het hof:
heropent en schorst het onderzoek ter terechtzitting en beveelt dat het onderzoek zal worden hervat op de nader te bepalen terechtzitting van dit hof;
verzoekt de advocaat-generaal ervoor zorg te dragen dat de handelingen worden verricht zoals in de tussenbeschikking van 26 september 2019 onder 2 t/m 4 zijn omschreven, waarbij de advocaat-generaal tevens wordt verzocht het ertoe te leiden dat klager binnen vier weken na heden wordt uitgenodigd op het politiebureau;
beveelt de oproeping van klager en zijn advocaat, tegen het tijdstip van een nader te bepalen terechtzitting;
stelt de stukken daartoe in handen van de advocaat-generaal.
Deze beschikking is gegeven door
mr. Chr.A. Baardman, voorzitter,
mr. C.H.M. Royakkers en mr. J.W. van den Hurk, leden,
in bijzijn van mr. S.J. de Vries, griffier,
en uitgesproken in het openbaar op 25 augustus 2020.
Deze beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier.