ECLI:NL:GHDHA:2020:1409

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
25 juni 2020
Publicatiedatum
12 augustus 2020
Zaaknummer
2200424319
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor wederspannigheid met geweld tegen politieambtenaren

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 25 juni 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de politierechter in de rechtbank Gelderland. De verdachte was schuldig bevonden aan wederspannigheid, omdat hij zich met geweld had verzet tegen een hoofdagent van politie tijdens de rechtmatige uitoefening van diens functie. De feiten vonden plaats op 7 juli 2018 te Bruchem, waar de verdachte zich verzette tegen de aanhouding door de politie. Het hof oordeelde dat de verdachte terecht was aangehouden en dat de hoofdagent handelde in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis van de politierechter zou worden vernietigd en dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis. Het hof heeft deze vordering toegewezen en de verdachte veroordeeld tot de taakstraf, waarbij het hof ook rekening hield met de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare feiten. De vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, de hoofdagent, werd afgewezen omdat er onvoldoende relatie was tussen het bewezenverklaarde en de gestelde schade. Het hof heeft de verdachte als strafbaar verklaard en de opgelegde straf gemotiveerd op basis van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004243-19
Parketnummer: 05-132535-18
Datum uitspraak: 25 juni 2020
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland van 5 oktober 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag],
thans zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op
11 juni 2020.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken, waarvan 1 week voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 juli 2018 te Bruchem, gemeente Zaltbommel, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen (een) ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant 1], hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland, en/of [verbalisant 2], hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland, werkzaam in de rechtmatige oefening van zijn/hun bediening, te weten de uitoefening van enig toezicht en/of opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten en/of de aanhouding van verdachte, door op/met een scooter/snorfiets te gaan rijden terwijl die ambtena(a)r(en) dat probeerde(n) te beletten en/of (vervolgens) met die scooter/snorfiets door een rietkraag en/of bosschages en/of in een greppel te rijden terwijl hij, verdachte, op dat moment werd vastgehouden door die [verbalisant 1] en/of door zijn, verdachtes (arm- en/of been-)spieren aan te spannen en/of tegen te stribbelen en/of door zijn, verdachtes, arm(en) in te trekken en/of door (wild) om zich heen te schoppen.
Het hof gaat uit van de oorspronkelijke – niet gewijzigde tenlastelegging – nu uit het proces-verbaal van de terechtzitting van de politierechter niet blijkt dat de door de officier van justitie ingediende vordering tot wijziging van de tenlastelegging is toegewezen.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 7 juli 2018 te Bruchem, gemeente Zaltbommel, zich met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaar, te weten [verbalisant 1], hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland, werkzaam in de rechtmatige oefening van zijn bediening, te weten de uitoefening van enig toezicht en
hetopsporen en onderzoeken van strafbare feiten en de aanhouding van verdachte, door zijn, verdachtes, arm- en beenspieren aan te spannen en tegen te stribbelen en door zijn, verdachtes, armen in te trekken en door (wild) om zich heen te schoppen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte zich op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde nu [verbalisant 1] op 7 juli 2018 niet werkzaam was in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening. Op basis van het politiedossier kan – aldus de raadsman – niet worden vastgesteld dat de verdachte op enig moment is medegedeeld dat hij werd aangehouden.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Bij de beantwoording van de vraag of een verbalisant werkzaam is in de rechtmatige uitoefening van zijn of haar bediening heeft als uitgangspunt te gelden dat deze bediening niet beperkt is tot het verrichten van aanhoudingen, maar ook bevoegdheden omvat die voortvloeien uit de algemene politietaak zoals de opsporingstaak. De politieambtenaar die uitvoeringshandelingen verricht in het kader van de aanhouding van een verdachte is werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening (vlg. HR 29 september 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ2808). Aanhouden betekent dat de verdachte van zijn vrijheid wordt beroofd teneinde hem voor de organen van politie of justitie te geleiden (Kamerstukken II 1913/14, 286, 3, p. 77). Dit kan door middel van een enkele mededeling, maar ook door middel van het feitelijk beet- of vastpakken van de verdachte.
Het hof stelt vast dat uit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 juli 2018 (PL0600-2018300870-17) blijkt dat verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] naar aanleiding van een melding met betrekking tot een verdachte situatie bij een tankstation de verdachte aantroffen bij een scooter waarvan de sleutel ontbrak. Aan het linkerhandvat van de scooter hing een tas met daarin een pruik, een hamer en een schroevendraaier. De verdachte kon zich desgevraagd niet legitimeren en ook een identiteitsfouillering leverde niets op. Terwijl de politie aan het overleggen was over wat te doen, startte de verdachte de scooter zonder sleutel en reed daarop weg. Op dat moment was het voor de verbalisanten duidelijk dat het waarschijnlijk om een gestolen scooter ging. Nadat verbalisant [verbalisant 1] de verdachte bij de capuchon had weten vast te pakken, is de scooter met daarop de verdachte in een greppel beland. Nadat de verdachte uit de greppel is geholpen, zijn de verbalisanten, waaronder verbalisant [verbalisant 1], erin geslaagd de verdachte, die schreeuwde en boos was en op de verbalisanten af kwam lopen, op zijn buik in het gras te leggen. Het lukte niet de verdachte op een veilige manier te boeien omdat deze zich verzette zodat meerdere collega’s ter plaatse werden gestuurd. Nadat deze ter plaatse waren, gaf de verdachte aan dat hij mee zou werken en kon hij worden geboeid. Naar het oordeel van het hof volgt uit het hiervoor overwogene dat verbalisant [verbalisant 1] op dat moment werkzaam was in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening. Immers voerde [verbalisant 1] toezicht en opsporing uit, was sprake van onderzoek naar strafbare feiten en kon en mocht de verdachte derhalve worden beetgepakt dan wel vastgepakt om aanhouding te bewerkstelligen zoals door het proces-verbaal van aanhouding ook wordt bevestigd. Het verweer wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

wederspannigheid.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op de bewezen verklaarde wijze schuldig gemaakt aan wederspannigheid. Een dergelijk delict getuigt van een gebrek aan respect jegens het door de politie vertegenwoordigde gezag.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 28 mei 2020, waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten gericht tegen de politie. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman het hof verzocht een (lage) geldboete op te leggen. Nu tijdens de terechtzitting in hoger beroep naar voren is gebracht dat de financiële situatie van de verdachte nog steeds benard is, acht het hof een geldboete niet passend.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding [verbalisant 1]
In het onderhavige strafproces heeft [verbalisant 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 650,00.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag van € 650,00.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 200,00, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof is er onvoldoende relatie tussen het thans bewezenverklaarde strafbare handelen van de verdachte en de door de benadeelde partij gestelde schade.
De benadeelde partij dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 63 en 180 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [verbalisant 1]

Verklaart de benadeelde partij [verbalisant 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Verwijst de benadeelde partij in de door de verdachte gemaakte kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door mr. G. Knobbout,
mr. A.M.P. Gaakeer en mr. K. Versteeg, in bijzijn van de griffier mr. R. van Eekeres.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 25 juni 2020.
Mr. K. Versteeg is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.