In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 25 juni 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de politierechter in de rechtbank Gelderland. De verdachte was schuldig bevonden aan wederspannigheid, omdat hij zich met geweld had verzet tegen een hoofdagent van politie tijdens de rechtmatige uitoefening van diens functie. De feiten vonden plaats op 7 juli 2018 te Bruchem, waar de verdachte zich verzette tegen de aanhouding door de politie. Het hof oordeelde dat de verdachte terecht was aangehouden en dat de hoofdagent handelde in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis van de politierechter zou worden vernietigd en dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis. Het hof heeft deze vordering toegewezen en de verdachte veroordeeld tot de taakstraf, waarbij het hof ook rekening hield met de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare feiten. De vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, de hoofdagent, werd afgewezen omdat er onvoldoende relatie was tussen het bewezenverklaarde en de gestelde schade. Het hof heeft de verdachte als strafbaar verklaard en de opgelegde straf gemotiveerd op basis van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.