ECLI:NL:GHDHA:2020:1316
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake navorderingsaanslag IB/PVV en aanslag IB/PVV voor de jaren 2013 en 2016
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag met betrekking tot de navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2013 en de definitieve aanslag voor het jaar 2016. Belanghebbende heeft in haar aangiften onjuiste bedragen aan looninkomsten en te verrekenen loonheffingen opgegeven. De Inspecteur heeft daarop een navorderingsaanslag opgelegd voor 2013 en een definitieve aanslag voor 2016, waarbij hij afweek van de in de aangiften opgegeven gegevens. Belanghebbende heeft aangevoerd dat zij mocht vertrouwen op een toezegging van een medewerker van de Belastingdienst, maar het Hof oordeelt dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat er een dergelijke toezegging is gedaan. De Rechtbank heeft de beroepen van belanghebbende ongegrond verklaard, en het Hof bevestigt deze uitspraak. De Inspecteur heeft de bezwaren van belanghebbende terecht ongegrond verklaard, en de navorderingsaanslag en de aanslag voor 2016 zijn naar de juiste bedragen opgelegd. Het beroep op het vertrouwensbeginsel faalt, en de belastingrente is eveneens terecht in rekening gebracht.