Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
mr. D.E.M. Lauran) als toehoorder.
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 8 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming van een bewindvoerder en mentor voor de rechthebbende. De rechthebbende, geboren op [geboortedatum 1], was door zijn lichamelijke en geestelijke toestand niet in staat om zijn voorkeur voor een bewindvoerder en mentor kenbaar te maken. De kantonrechter had eerder [geïntimeerde 2] benoemd tot bewindvoerder en mentor, maar verzoekster, de dochter van de rechthebbende, verzocht deze beschikking te vernietigen en zichzelf te laten benoemen.
Het hof heeft vastgesteld dat de relatie tussen verzoekster en de rechthebbende in het verleden veel spanningen heeft gekend, maar dat er sinds 2013 contactherstel heeft plaatsgevonden. Verzoekster heeft betoogd dat de kantonrechter ten onrechte [geïntimeerde 2] heeft benoemd, en dat de rechthebbende, indien hij in staat was geweest om zijn voorkeur te uiten, verzoekster als zijn bewindvoerder en mentor zou hebben gekozen. Verweerders, waaronder [geïntimeerde 2], hebben verweer gevoerd en de bestreden beschikking willen handhaven.
Het hof heeft de wettelijke voorkeur voor de benoeming van de bewindvoerder en mentor in overweging genomen, zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek. Het hof oordeelde dat er geen gegronde redenen waren om van deze wettelijke voorkeur af te wijken en dat verzoekster, als dochter van de rechthebbende, de meest geschikte kandidaat was. Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter vernietigd en verzoekster benoemd tot bewindvoerder en mentor, met ingang van 22 juli 2020. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de griffier is opgedragen om een afschrift van de uitspraak toe te zenden aan de rechtbank Den Haag voor aantekening in het Centraal Curatele- en bewindregister.