Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.HDI-Gerling Verzekeringen N.V.,
2. Liberty Mutual Insurance Europe Limited,
hierna: Strukton Groep) staat aan het hoofd van een groep rechtspersonen, waartoe ook Strukton Betonbouw B.V. – later geheten: Strukton Civiel Projecten B.V. – (
hierna: Strukton) behoort.
hierna: de BAV 2011) afgesloten met polisnummer V0100091199 . Deze verzekering is vervolgens per jaar verlengd tot in elk geval 1 juli 2014. Verzekerden zijn onder andere de (in)directe dochtermaatschappijen van Strukton Groep N.V. en er geldt een clausule voor samenwerkingsverbanden. Onder de verzekerde activiteiten valt het ontwerpen, ontwikkelen, onderhouden en beheren van bouwprojecten, inclusief de activiteiten van onder meer de architect, ingenieur en constructeur.
6.Mededelingen
8.Dekking
9.Voorwaarde voor dekking
10.Uitsluitingen
hierna: RWS) een Europese openbare aanbesteding uitgeschreven voor – onder meer – het ontwerpen en uitvoeren van een aquaduct over de N57 op Walcheren. Eisen waaraan het aquaduct moet voldoen zijn opgenomen in een ‘Vraagspecificatie; producteisen deel D aquaduct c.a.’ (
hierna: Vraagspecificatie) en een ‘Architectonisch Programma van Eisen’ (
hierna: APvE). In de Vraagspecificatie (versie 2 april 2007) is onder meer bepaald:
hierna: [bedrijf]) hebben een bouwcombinatie opgericht, de vennootschap onder firma [naam] (
hierna: [de vof]), om gezamenlijk in te schrijven op de aanbesteding.
hierna: AO). Daarbij is onder meer een ‘Verificatienota’ overgelegd (waaruit dient te blijken hoe is aangetoond en traceerbaar is dat aan de gestelde eisen is voldaan). Met betrekking tot eis D‑01.05.04.07 uit de Vraagspecificatie wordt in deze Verificatienota als verificatiemethode genoemd: “berekening”.
Betreft: Technisch overleg brandwerendheid voorzetwanden
nietbetogen dat voor dekking in het geheel niet is vereist dat de verzekerde bij het uitvoeren van de verzekerde activiteiten een objectieve fout heeft gemaakt, zo leidt het hof af uit de memorie van grieven onder 10.3. Waar het Aquaduct om gaat is dat weliswaar art. 1.8 van de polisvoorwaarden ‘fout’ omschrijft als ‘vergissingen, onachtzaamheden, verzuimen, onjuiste adviezen en dergelijke, alsmede alle andere handelingen en nalatigheden, waaruit een aanspraak voortvloeit of kan voortvloeien’, maar voor dekking voor de in clausule VX111‑003 bedoelde kosten niet vereist is dat uit de fout een aanspraak van een derde jegens de verzekerde voortvloeit of kan voortvloeien. Het ligt naar het oordeel van het hof inderdaad voor de hand dat wanneer een ontwerpfout door de verzekerde wordt ontdekt en hersteld voordat het werk is opgeleverd, de met de correcte uitvoering van de opdracht gemoeide extra kosten voor vergoeding op grond van de clausule in aanmerking komen, ook als de opdrachtgever in verband daarmee geen aanspraak
tot vergoeding van schadeheeft ingesteld of zal instellen. Ook HDI c.s. stellen als voorwaarde voor dekking niet dat er sprake moet zijn van een tegen de verzekerde ingestelde aanspraak tot vergoeding van schade (memorie van antwoord onder 92, waar betoogd wordt dat een aanspraak
tot nakoming van de opdrachtvolstaat), en uit r.o. 4.9.6 van het bestreden vonnis blijkt niet dat de rechtbank van een andere opvatting is uitgegaan. Om die reden faalt
grief 2bij gebrek aan belang.
grief 4bestrijdt Aquaduct (onder meer) dat voor dekking onder clausule VX111-003 nodig is dat sprake is van een fout in het ontwerp of advies. Nu de grief op dit punt kennelijk op dezelfde wijze moet worden begrepen als
grief 2, faalt de grief (in zoverre) eveneens bij gebrek aan belang.
grieven 1, 3 en 4(voor zover niet reeds behandeld) lenen zich voor gezamenlijke bespreking. De vraag die daarbij als eerste beantwoording behoeft is of Aquaduct in hoger beroep voldoende heeft toegelicht dat (en welke) ontwerpfout ten grondslag ligt aan haar vorderingen. De stelplicht van het bestaan van zo’n ontwerpfout rust op Aquaduct.
nahet AO en dat dit te maken zou hebben met een miscalculatie ten aanzien van de te slappe ondergrond van het aquaduct. In hoger beroep is Aquaduct niet teruggekomen op het verlaten van haar eerdere stelling dat het AO een ontwerpfout
ten aanzien van de eisen uit het APvEbevatte. Volgens HDI is helemaal geen sprake van (ontwerp)fouten in het AO. Daarmee staat dan ook tussen partijen in elk geval vast dat het AO geen fout bevatte ten aanzien van de eisen uit het APvE.
grieven 6 en 7lenen zich voor gezamenlijke bespreking. Daarbij neemt het hof met Aquaduct (MvG 20.2) tot uitgangspunt dat niet in geschil is dat de woorden “volgend” en “leidend” op het e‑ABS handtekeningenblad bij BAV 2011 met zich meebrengen dat de leidende verzekeraar een voortrekkersrol heeft in het kader van de schadeafhandeling. In zoverre heeft dus de enkele vermelding van de hier bedoelde hoedanigheden een zekere betekenis. Verder neemt het hof tot uitgangspunt dat evenmin in geschil is dat in elk geval wanneer een to follow-clausule is overeengekomen, op de volgende verzekeraar(s) een verdergaande verplichting (hierna aan te duiden als: volgplicht) rust om in beginsel de leidende verzekeraar te volgen in diens beslissingen bij de schaderegeling. De vraag is nu of die verdergaande verplichting ook geldt als geen to follow-clausule is opgenomen, maar enkel de rollen “leidend” en “volgend” zijn vermeld. Aquaduct betoogt dat dit het geval is en beroept zich hiervoor op: gewoonterecht, de praktijk, de redelijkheid en billijkheid en een redelijke uitleg (MvG 20.4 en 20.7). HDI c.s. betwisten dit gemotiveerd.
vrijwilligvolgt. Dat daartoe volgens [Y] een (afdwingbare) verplichting bestaat, volgt hieruit niet, nog daargelaten de betekenis van deze mening.
grieven 6 en 7falen dan ook.
niettussen Aon en HDI (laat staan Liberty) is afgesproken dat HDI niet wilde volgen, is dan ook niet ter zake dienend: het gaat er om wat
welis afgesproken. Het hof gaat daarom aan dit bewijsaanbod voorbij.
grief 9. Ook als de rechtbank ten onrechte zou hebben aangenomen dat Aon namens Strukton Groep heeft ingestemd met het niet opnemen van een to follow-clausule, doet dat er niet aan af dat in de BAV 2011 nu eenmaal geen to follow-clausule is opgenomen. Aquaduct heeft geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit kan volgen dat tussen partijen niettemin wilsovereenstemming bestond dat een volgplicht wél zou gelden. Het hof onderschrijft overigens het oordeel van de rechtbank dat over het al dan niet gelden van een volgplicht tussen partijen is onderhandeld en dat HDI daarbij aan Aon te kennen heeft gegeven dat zij geen volgplicht wenste te aanvaarden.