Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Arrest d.d. 9 juni 2020
[appellant],
[geïntimeerde],
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
[in het vonnis staat abusievelijk debiteur, hof]en dat vaststaat dat destijds een afspraak is gemaakt om de resterende voorwerpen op te (laten) halen. Volgens de kantonrechter is onaannemelijk dat hierna niet al die resterende voorwerpen daadwerkelijk zijn afgegeven, omdat in dat geval onbegrijpelijk is dat [appellant] en zijn advocaat daartegen geen bezwaar zouden hebben gemaakt. De kantonrechter heeft het bewijsaanbod gepasseerd omdat met het aangeboden bewijs geen bewijs kan worden geleverd dat [geïntimeerde] nog zaken van [appellant] onder zich heeft. De kantonrechter heeft geoordeeld dat aldus niet is komen vast te staan dat [geïntimeerde] zelfs maar één onderdeel van de lijst met gevorderde zaken onder zich heeft.
“omtrent de gang van zaken met betrekking tot de affectieve relatie, het samenwonen, het door [geïntimeerde] geen toegang verlenen tot de woning en de spullen van [appellant].”Grief 2 houdt in dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat [appellant] in maart 2014 zijn aanspraak kennelijk heeft beperkt tot de spullen die op de lijst van maart 2014 voorkomen en dat aannemelijk is dat [appellant] destijds alle aan hem toebehorende zaken heeft ontvangen. [appellant] verwijst in dat verband naar de brief van de curator van 21 mei 2014 waarin afgifte wordt gevorderd van alle eigendommen van [appellant]. Grief 3 is gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat [geïntimeerde] niet meer beschikt over zaken die eigendom zijn van [appellant]. Grief 4, tot slot, heeft betrekking op de proceskostenveroordeling.
“gevaarlijke types”zitten,
“bij wie je niet zomaar spullen kunt ophalen”. Voor het overige is [appellant] in hoger beroep niet op deze kwestie teruggekomen.