Uitspraak
Uitspraak van 24 juni 2020
[X] te [Z] , belanghebbende,
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Rotterdam, de Inspecteur,
Loop van het geding
Vaststaande feiten
"DOEL
Artikel 2
LIDMAATSCHAP
Artikel 4
"De ondergetekenden:
In aanmerking nemende dat:
Verklaren de navolgende overeenkomst van opdracht aan te gaan:
Artikel 2: Duur overeenkomst
Artikel 4: Vergoeding
Artikel 5: Exoneratie
ARTIKEL 1
- Voor de cliënten die in het [G] verblijven verricht huisarts [X] de reguliere huisartsenzorg, gevraagd op verzoek van de verpleegkundige of cliënt en ongevraagd.
- (…) Deze overeenkomst wordt aangegaan voor één jaar, van 1 oktober 2015 tot 1 oktober 2016 en telkens met een jaar verlengd."
Oordeel van de Rechtbank
hof: zie 2.5 hiervoor], dan ook niet aannemelijk gemaakt dat door [de Inspecteur] tijdens het gesprek van 16 januari 2018 een dusdanige toezegging is gedaan in de richting van een compromis zoals door [belanghebbende] is geschetst, dat hij daaraan is gebonden. Zonder bericht over de uitkomst van de interne afstemming heeft [belanghebbende] er niet op mogen vertrouwen dat een compromis was bereikt. Het beroep op het vertrouwensbeginsel faalt. Evenmin is de rechtbank gebleken van strijd met enig ander algemeen beginsel van behoorlijk bestuur.
Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen
Beoordeling van het hoger beroep
Proceskosten
Beslissing
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.