ECLI:NL:GHDHA:2020:1083
Gerechtshof Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Erfrechtelijke geschil over loon en kosten van de executeur in nalatenschap
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam, waarin het loon van de executeur, [verweerder], is vastgesteld op € 6.000,-. [verzoekster] is het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld. De mondelinge behandeling vond plaats op 29 januari 2020, waarbij partijen in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De zaak betreft de nalatenschap van [erflater], die op 12 februari 2015 is overleden. In zijn testament heeft [erflater] [verzoekster] en [belanghebbende] als erfgenamen benoemd en [verweerder] als executeur. Het hof heeft de feiten vastgesteld op basis van de eerdere beschikking van de rechtbank en heeft de grieven van [verzoekster] beoordeeld.
Het hof oordeelt dat [verzoekster] belang heeft bij haar hoger beroep, omdat de executeurskosten ten laste van de nalatenschap komen. De grieven van [verzoekster] richten zich op de door de kantonrechter vastgestelde vergoeding voor de kosten van de kat, de kosten van het afvoeren van de inboedel en het loon van de executeur. Het hof heeft de kosten van de kat vastgesteld op € 100,- en de kosten voor het afvoeren van de inboedel op € 400,-. Het hof oordeelt dat het loon van de executeur, dat wettelijk is vastgesteld op € 900,-, niet kan worden verhoogd op basis van onvoorziene omstandigheden. Uiteindelijk heeft het hof het loon van [verweerder] als executeur vastgesteld op € 1.400,-, en de bestreden beschikking in zoverre vernietigd. De proceskosten zijn gecompenseerd, en het hof heeft de overige vorderingen van [verzoekster] afgewezen.