ECLI:NL:GHDHA:2020:103
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vonnis politierechter in strafzaak met betrekking tot opzetheling
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 27 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland, dat op 10 september 2018 was gewezen. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig dagen en een werkstraf van veertig uren, subsidiair twintig dagen hechtenis, wegens opzetheling van navigatiesystemen. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het vonnis van de politierechter zou worden vernietigd en dat de verdachte zou worden vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.
Het hof heeft het onderzoek in hoger beroep op 13 januari 2020 gehouden, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. Het hof oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde had begaan. Daarom heeft het hof de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging.
Daarnaast heeft het Openbaar Ministerie de tenuitvoerlegging gevorderd van een eerder opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie. Het hof heeft echter geoordeeld dat, gezien de inwerkingtreding van de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen, de verdachte ontvankelijk blijft in het hoger beroep tegen de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging. Het hof heeft de vordering van het Openbaar Ministerie afgewezen, omdat de verdachte vrijgesproken is van de tenlastelegging.