In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [verzoeker] tegen de beschikking van de kantonrechter te Den Haag van 11 oktober 2018, waarin zijn ontslag op staande voet door [X B.V.] werd vernietigd en zijn arbeidsovereenkomst werd hersteld tot de datum van uitspraak. [verzoeker] was in dienst bij [X B.V.] als bedrijfsleider, maar zijn arbeidsovereenkomst kwam in het geding na de intrekking van de horecavergunning door de burgemeester van Den Haag. De kantonrechter oordeelde dat [verzoeker] ernstig verwijtbaar had gehandeld door zich zonder toestemming toegang te verschaffen tot het UWV-portaal en zichzelf ziek te melden. In hoger beroep verzocht [verzoeker] om vernietiging van de ontbinding van de arbeidsovereenkomst en betaling van achterstallig loon en vakantiegeld. Het hof oordeelde dat de kantonrechter de ontbinding terecht had uitgesproken, maar dat er geen sprake was van ernstig verwijtbaar handelen van [verzoeker]. Het hof vernietigde de beschikking van de kantonrechter voor zover deze de vordering van [verzoeker] tot betaling van achterstallig loon en vakantiegeld afwees. Het hof oordeelde dat [X B.V.] verplicht was om het achterstallig loon van € 3.000,-- en vakantiegeld van € 6.461,-- te betalen, vermeerderd met wettelijke verhogingen en rente. Tevens werd [X B.V.] veroordeeld tot betaling van de wettelijke transitievergoeding. De kosten van het geding werden aan [X B.V.] opgelegd.