ECLI:NL:GHDHA:2019:848

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
11 april 2019
Publicatiedatum
19 april 2019
Zaaknummer
22-002041-18
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor seksueel misbruik van minderjarigen en bezit van kinderporno met TBS-maatregel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 11 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een 49-jarige verdachte die was veroordeeld voor seksueel misbruik van minderjarigen en het vervaardigen en in bezit hebben van kinderporno. De verdachte kreeg een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaar opgelegd, evenals een terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden, die onmiddellijk uitvoerbaar is. Het hof oordeelde dat, in tegenstelling tot de rechtbank, de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregelen ex. 38z Sr en 38v Sr niet met terugwerkende kracht konden worden toegepast, gezien de bewezenverklaarde periode van de feiten. De verdachte had zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan ernstige zedendelicten, waarbij hij misbruik maakte van het vertrouwen van zijn nichtje en dochter. Het hof nam in zijn overwegingen de psychische schade die de slachtoffers hadden opgelopen mee, evenals de noodzaak van behandeling voor de verdachte, die lijdt aan een pedofiele stoornis. De vordering van de advocaat-generaal werd in zijn geheel toegewezen, en de verdachte werd ook veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van €10.000 aan het slachtoffer, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en oordeelde dat de veiligheid van anderen de oplegging van de TBS-maatregel vereiste.

Uitspraak

PROMIS
Rolnummer: 22-002041-18
Parketnummer: 10-710298-16
Datum uitspraak: 11 april 2019
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 4 mei 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1969,
thans gedetineerd in [P.I.].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 30 oktober 2018 en 28 maart 2019.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van voorarrest. Aan de verdachte is tevens de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met voorwaarden opgelegd, welke voorwaarden nader zijn omschreven in het vonnis waarvan beroep. Voorts zijn aan de verdachte de vrijheidsbeperkende maatregelen als bedoeld in artikel 38v en artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht opgelegd, waarbij aan de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z dezelfde voorwaarden zijn verbonden als die zijn gesteld ter zake van de maatregel van TBS met voorwaarden en waarbij de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v dadelijk uitvoerbaar is verklaard. Ten slotte is een beslissing genomen ten aanzien van de inbeslaggenomen goederen alsmede ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij en is de schadevergoedingsmaatregel opgelegd, zoals opgenomen in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 07 juni 1993 tot en met 06 juni 2002 te Rotterdam (meermalen) (telkens) met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren, te weten met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortejaar] 1990), handelingen heeft gepleegd die (telkens) bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het (meermalen)
- brengen/houden van zijn tong en/of vinger(s) in haar vagina, althans tussen haar schaamlippen en/of
- brengen/houden van zijn penis in haar mond en/of laten likken aan zijn penis en/of
- betasten en/of likken van haar bil(len) en/of borst(en) en/of schaamstreek en/of
- zich door haar laten aftrekken en/of
- zichzelf aftrekken in haar bijzijn;
2.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 07 juni 1993 tot en met 06 juni 2002 te Rotterdam (meermalen) (telkens) met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [slachtoffer 1] (geboren op [geboortejaar] 1990), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, namelijk het (meermalen)
- laten likken aan zijn penis en/of
- betasten en/of likken van haar bil(len) en/of borst(en) en/of schaamstreek en/of
- zich door haar laten aftrekken en/of
- zichzelf aftrekken in haar bijzijn;
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 januari 2005 tot en met 18 juli 2016 te Maassluis en/of Rotterdam, althans in Nederland, en/of te Caloocan, althans in de Filipijnen
tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens)
gegevensdragers bevattende afbeeldingen - te weten (een) cd(‘s) en/of dvd(’s)
en/of harddisk en/of personal computer(s) en/of SD-kaart - van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft vervaardigd en/of verworven en/of in bezit gehad
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de/een penis oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het met de/een vinger/hand en/of voorwerp vaginaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
([jpg])
en/of
het met de/een penis en/of vinger/hand en/of voorwerp betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of
het met de/een vinger/hand en/of mond/tong betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel en/of borsten van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
([jpg])
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of in een (erotisch getinte) houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen
en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende
afbeeldingen/filmfragmenten van zijn/haar kleding ontdoet
en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de
wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto’s/films nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die persoon in beeld gebracht worden,
(waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
([jpg])
en/of
het masturberen boven/bij en/of ejaculeren op en/of
het houden van een (stijve) penis bij/naast het gezicht en/of het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt,(waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking
heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
([jpg])
en hij aldus van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt;
4.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 02 januari 2008 tot en met 31 december 2015 te Rotterdam en/of Maassluis (meermalen) (telkens) met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren, te weten met [slachtoffer 2] (geboren op [geboortejaar] 2005), handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het (meermalen)
- brengen/houden van zijn penis en/of vinger(s) en/of tong in/tegen haar vagina en/of mond en/of
- het door haar aan zijn penis laten likken en/of het laten betasten van zijn penis.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van voorarrest alsmede dat zal worden opgelegd de maatregel van TBS met voorwaarden, te weten de voorwaarden zoals deze zijn gesteld in het vonnis waarvan beroep.
De grieven van de verdachte
Bij email van 22 maart 2019 heeft de raadsman van de verdachte de griffie bericht dat de verdachte de grieven tegen het vonnis niet langer handhaaft. Het hof heeft ambtshalve aanleiding gezien de zaak inhoudelijk te behandelen en heeft – met name – de opgelegde gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregelen ter terechtzitting aan de orde gesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij
op een of meerdere tijdstip(pen)in of omstreeks de periode van 07 juni 199
35tot en met 06 juni 2002 te Rotterdam
(meermalen
) (telkens)met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren, te weten met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortejaar] 1990), handelingen heeft gepleegd die
(telkens
)bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het (meermalen)
- brengen/houden van zijn tong en/of vinger(s) in haar vagina, althans tussen haar schaamlippen en
/of
- brengen/houden van zijn penis in haar mond en
/oflaten likken aan zijn penis en
/of
- betasten en/of likken van haar bil(len) en/of borst(en) en/of schaamstreek en
/of
- zich door haar laten aftrekken en
/of
- zichzelf aftrekken in haar bijzijn;
2.
hij
op een of meerdere tijdstip(pen)in of omstreeks de periode van 07 juni 199
35tot en met 06 juni 2002 te Rotterdam
(meermalen
) (telkens)met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [slachtoffer 1] (geboren op [geboortejaar] 1990), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, namelijk het
(meermalen
)
- laten likken aan zijn penis en
/of
- betasten en/of likken van haar bil(len) en/of borst(en) en/of schaamstreek en
/of
- zich door haar laten aftrekken en
/of
- zichzelf aftrekken in haar bijzijn;
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 januari 2005 tot en met 18 juli 2016 te Maassluis en/of Rotterdam, althans in Nederland
, en/of te Caloocan, althans in de Filipijnen
tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,meermalen,
althans eenmaal (telkens
)
gegevensdragers bevattende afbeeldingen - te weten
(een)cd
(‘s
)en/of dvd
(’s
)
en
/ofharddisk en
/ofpersonal computer
(s
)en
/ofSD-kaart - van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft vervaardigd en/of verworven en/of in bezit gehad
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de/een penis oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en
/of
het met de/een vinger/hand en/of voorwerp vaginaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
([jpg])
en
/of
het met de/een penis en/of vinger/hand en/of voorwerp betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of
het met de/een vinger/hand en/of mond/tong betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel en/of borsten van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
([jpg])
en
/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of in een (erotisch getinte) houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen
en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende
afbeeldingen/filmfragmenten van zijn/haar kleding ontdoet
en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de
wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto’s/films nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die persoon in beeld gebracht worden,
(waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
([jpg])
en
/of
het masturberen boven/bij en/of ejaculeren op en/of
het houden van een (stijve) penis bij/naast het gezicht en/of het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt,(waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking
heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
([jpg])
en hij aldus van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt;
4.
hij
op een of meerdere tijdstip(pen)in of omstreeks de periode van 02 januari 2008 tot en met 31 december 2015 te Rotterdam en/of Maassluis
(meermalen
) (telkens)met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren, te weten met [slachtoffer 2] (geboren op [geboortejaar] 2005), handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het
(meermalen
)
- brengen/houden van zijn penis en/of vinger(s) en/of tong in/tegen haar vagina en/of mond en
/of
- het door haar aan zijn penis laten likken en/of het laten betasten van zijn penis.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 en 2 bewezen verklaarde levert op:

de eendaadse samenloop van

met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam,
meermalen gepleegd,

en

met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen,
meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
een afbeelding of gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, vervaardigen en in bezit hebben, terwijl van het plegen van dit misdrijf een gewoonte wordt gemaakt.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich gedurende vele jaren schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten. De verdachte heeft in een periode van zeven jaar seksueel misbruik gepleegd met zijn nichtje [slachtoffer 1] en later eveneens gedurende een periode van zeven jaar met zijn dochter [slachtoffer 2], die bij aanvang pas drie jaar oud was.
Het hof rekent het de verdachte zwaar aan dat hij misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat zijn nichtje en zijn dochter in hem hadden. Daarnaast heeft de verdachte misbruik gemaakt van de kwetsbare positie waarin de slachtoffers zich bevonden. Er was sprake van een groot leeftijdsverschil en overwicht. Met zijn handelen heeft de verdachte keer op keer een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Daarnaast heeft de verdachte de tegen hem ingebrachte verwijten bijna een jaar
lang ontkend. Aangeefster [slachtoffer 1] zou liegen en de gevonden afbeelding zouden geen kinderporno zijn. Pas na de confrontatie met de gevonden videobeelden van de verdachte met zijn dochter kwam de verdachte tot een bekentenis. Het hof neemt daarbij evenwel in aanmerking dat de verdachte anders dan in eerste aanleg ter terechtzitting in hoger beroep te kennen heeft gegeven alle verantwoordelijkheid op zich te nemen voor de door de rechtbank bewezenverklaarde handelingen en in te zien wat hij ten aanzien van de slachtoffers en hun familie heeft aangericht.
Zedendelicten als de onderhavige worden als uitermate schokkend ervaren in de samenleving. Ernstiger nog is de schade die de verdachte heeft toegebracht aan de slachtoffers, zoals dit onder meer blijkt uit de ter terechtzitting in eerste aanleg en hoger beroep uitgesproken slachtofferverklaring van [slachtoffer 1].
Door zijn handelen heeft de verdachte de norm dat kinderen vrij en onbezorgd moeten kunnen opgroeien in ernstige mate geschonden. Kinderen die slachtoffer zijn geworden van seksueel misbruik, zeker door die personen waarop zij onvoorwaardelijk moeten kunnen vertrouwen en bij wie zij zich veilig hadden moeten weten, ervaren in veel gevallen nog jaren de grote psychische schade die hen daardoor is aangedaan. In haar slachtofferverklaring gaf [slachtoffer 1] hiervan ook concrete voorbeelden.
Voorts was de verdachte in het bezit van kinderporno, waaronder nota bene een film die hij had gemaakt van de seksuele handelingen die zijn eigen dochter bij hem had moeten verrichten. Voor de dochter van de verdachte moet het bestaan van die film nog extra beschadigend zijn. Door het verwerven en in bezit hebben van kinderporno blijft de vraag daarnaar bestaan. Door het verzamelen van kinderpornografische afbeeldingen is het de verdachte, indirect, dan ook mede toe te rekenen dat uiterst laakbare mensonterende handelingen die plaatsvinden met kinderen van zeer jonge leeftijd, blijven plaatsvinden en worden bevorderd. Het mag als algemeen bekend worden verondersteld dat kinderen door betrokkenheid bij de op de afbeeldingen voorkomende seksuele gedragingen vaak grote psychische schade oplopen die ook vele jaren later nog diepe sporen nalaat.
Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte overweegt het hof dat de ter terechtzitting in eerste aanleg geraadpleegde deskundigen psycholoog R. Bout en psychiater T. van Lent beiden van oordeel zijn dat er bij de verdachte sprake is van een pedofiele stoornis en hyperseksualiteit en daarnaast van communicatieve beperkingen dan wel een communicatiestoornis. Voorts zijn beide deskundigen van oordeel dat de tenlastegelegde feiten in verminderde mate aan de verdachte kunnen worden toegerekend. Ten aanzien van het recidiverisico overweegt psycholoog Bout in het door hem omtrent de verdachte opgestelde Pro Justitia-rapport d.d. 16 januari 2018 dat de bij de verdachte aanwezige hyperseksualiteit en zijn voorkeur voor seksueel gedrag met minderjarigen risico verhogende factoren betreffen. Meer specifiek is in de Pro Justitia-rapportage betreffende psychiatrisch onderzoek d.d. 19 januari 2018 door deskundige Van Lent overwogen dat het recidiverisico op het kijken naar en downloaden van kinderpornografie als hoog mag worden ingeschat. Het recidiverisico op ontucht met minderjarigen kan zonder behandeling naar oordeel van deze deskundige als matig worden ingeschat.
Beide deskundigen zijn tot slot van oordeel dat er een intensief behandelprogramma dan wel een langdurig toezicht noodzakelijk is en adviseren bij bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten de TBS-maatregel met voorwaarden op te leggen. Zij overwegen daartoe dat de verdachte niet eerder behandeld is geweest voor zijn stoornissen. Psychiater T. van Lent acht een TBS-maatregel met dwangverpleging om die reden niet geïndiceerd.
Het hof heeft voorts acht geslagen op Pro Justitia psychologisch onderzoek d.d. 17 mei 2017 en de aanvulling hierop d.d. 5 september 2017 van klinisch psycholoog R.A.R. Bullens.
Het hof heeft daarnaast acht geslagen op de toelichting van klinisch psycholoog R.A.R. Bullens zoals gegeven ter terechtzitting in eerste aanleg. Ook deze deskundige komt tot de conclusie dat er bij de verdachte sprake is van een pedofiele stoornis en hyperseksualiteit en daarnaast van een parafiele stoornis, te weten hebefilie. Ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 20 april 2018 is door psycholoog Bullens aangegeven dat hij zich kan aansluiten bij het advies van de beide andere deskundigen, namelijk dat een TBS met voorwaarden is aangewezen.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de ten behoeve van de tenlastegelegde feiten opgemaakte reclasseringsrapportages, meer in het bijzonder de rapportage van 24 januari 2018. Onder verwijzing naar de conclusies van deskundige Van Lent aangaande het recidiverisico acht de reclassering het aannemelijk dat de verdachte zonder behandeling na verloop van tijd wederom voor seksuele delicten met justitie in aanraking zal komen. De reclassering neemt daarbij voorts in aanmerking de hardnekkigheid van de (seksuele) problematiek en opvattingen van de verdachte, het gebrek aan in sociaal-maatschappelijk opzicht (beschermende) factoren en het feit dat hij gemakkelijk de grenzen van het toelaatbare uit het oog lijkt te verliezen. Anders dan vorengenoemde deskundigen adviseert de reclassering bij bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten een TBS-maatregel met dwangverpleging op te leggen gezien de hardnekkige, langdurige en nog nooit behandelde problematiek en beperkte responsiviteit van de verdachte. Indien dit advies niet wordt gevolgd adviseert reclassering een TBS-maatregel met voorwaarden aan de verdachte op te leggen, in combinatie met de gedragsbeïnvloedende vrijheidsbeperkende maatregel. De door de reclassering geadviseerde voorwaarden zijn tevens in deze rapportage opgenomen.
Het hof heeft voorts acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d.
11 maart 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten.
De op te leggen gevangenisstraf
Het hof zal de conclusies van de deskundigen overnemen nu deze gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting in eerste aanleg en hoger beroep is gebleken. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee hij in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht. Het hof zal dit betrekken in de beoordeling van de aan de verdachte op te leggen straf. Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft het hof acht geslagen op het leed dat de verdachte heeft toegebracht aan beide slachtoffers, de lange periode gedurende welke de feiten zijn gepleegd en ook op de straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat ten aanzien van de onder 1 en 2 bewezenverklaarde delicten sprake is van eendaadse samenloop, omdat de gedragingen in die mate een samenhangend, zich op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex opleveren dat de verdachte daarvan (in wezen) slechts één verwijt kan wordt gemaakt. Bij
de strafbepaling zal hiermee rekening worden gehouden.
TBS-maatregel met voorwaarden
Het hof onderschrijft voorts de conclusies van de deskundigen dat oplegging van TBS met voorwaarden noodzakelijk is, nu de bewezen verklaarde feiten misdrijven betreffen waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van die maatregel eist. Het hof constateert dat aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling is voldaan. Deze maatregel is nodig om de verdachte gedurende de daarvoor bestemde periode intramuraal te doen behandelen in een klinische setting. Dat oordeel is gegrond op de ernst en aard van de bewezenverklaarde feiten en het gevaar voor herhaling. Het hof zal het advies van de reclassering om een TBS met dwangverpleging op te leggen niet volgen, omdat de verdachte niet eerder behandeld is geweest en de drie gedragsdeskundigen aangeven dat met een TBS met voorwaarden volstaan kan worden. Aan de verdachte zal gelet op het voorgaande - en overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal en het standpunt van de verdediging - TBS met voorwaarden worden opgelegd. Hierbij zal het hof de door de reclassering geformuleerde voorwaarden overnemen. De verdachte heeft zich ter terechtzitting bereid verklaard tot naleving van de voorwaarden.
Het hof overweegt voorts dat indien en voor zover op enig moment de thans opgelegde maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden zal worden omgezet in een terbeschikkingstelling met dwangverpleging, de terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van misdrijven – te weten de onder 1, 2 en 4 bewezen verklaarde feiten - waarvan het evident is dat die zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen.
Uitvoerbaar bij voorraad verklaring TBS-maatregel
De mogelijkheid om TBS met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren is ingevoerd per 1 juli 2013. Hoewel een groot deel van de bewezenverklaarde feiten zich voor die datum heeft afgespeeld, staat dit niet aan dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel in de weg (vgl. HR 25 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3379).
Maatregel artikel 38z Sr.
De rechtbank heeft (ambtshalve) de maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr. opgelegd (gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel) en daarbij aangesloten bij de voorwaarden die ook aan de maatregel TBS met voorwaarden zijn verbonden.
Het hof heeft ter terechtzitting ambtshalve de vraag opgeworpen of het opleggen van de maatregel op grond van artikel 38z Sr. mogelijk is gelet op het bepaalde in artikel 1 lid 1 Sr. Op grond van laatstgenoemde bepaling geldt een verbod op terugwerkende kracht onder andere voor regels over strafbedreigingen. Het hof stelt vast dat de maatregel van artikel 38z Sr. is ingevoegd bij wet van 25 november 2015, Stb. 2015, 460 en in werking getreden op 1 januari 2018. Ten aanzien van het overgangsrecht heeft de Staatssecretaris in de memorie van toelichting bij deze voorgestelde maatregel (Kamerstukken II, 2013–2014, 33 816, nr. 3, blz. 60) het volgende verklaard: “Ten aanzien van de zelfstandige maatregel is overgangsrecht niet aan de orde. Doordat voor de tenuitvoerlegging van deze maatregel vereist is dat de maatregel reeds in het veroordelend vonnis is opgelegd, kan deze maatregel naar zijn aard enkel ten uitvoer worden gelegd in nieuwe gevallen.” Mede gelet op artikel 1 lid 1 Sr. en artikel 7 lid 1 EVRM dient deze opmerking aldus te worden verstaan dat de rechter – bij de strafrechtelijke veroordeling – deze maatregel niet kan opleggen indien de bewezenverklaarde feiten zijn begaan voor de inwerkingtreding.
Aangezien de bewezenverklaarde perioden eindigen op 31 december 2015 (kort gezegd: seksueel misbruik) onderscheidenlijk 18 juli 2016 (gewoonte maken van bezit en vervaardigen kinderporno) kan het hof de maatregel van artikel 38z Sr. niet opleggen.
Maatregel artikel 38v Sr.
Verder heeft de rechtbank een maatregel in de zin van artikel 38v Sr. opgelegd strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 60 maanden. Deze houdt in een contactverbod met [slachtoffer 1].
Het hof stelt vast dat artikel 38v Sr. in werking is getreden op 1 april 2012. De bewezenverklaarde periode waarin het – kort gezegd – seksueel misbruik van [slachtoffer 1] plaatsvond, eindigt op 6 juni 2002. In HR 23 januari 2018, ECLI:NL:HR:2018:79 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat dit artikel een wijziging van sanctierecht inhoudt en dus niet kan worden opgelegd als een deel van de feiten vóór 1 april 2012 heeft plaatsgevonden. Het hof kan deze maatregel niet opleggen, nu alle bewezenverklaarde feiten zich ten aanzien van [slachtoffer 1] vóór die datum hebben voorgedaan.
Volledigheidshalve vermeldt het hof hier reeds dat een van de voorwaarden bij de op te leggen TBS-maatregel een contactverbod met beide slachtoffers inhoudt.
Het hof is – alles afwegende – van oordeel dat naast de op te leggen maatregel zoals hiervoor overwogen een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Beslag
De na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, met behulp waarvan het onder 3 ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan, te weten:
1
SD-kaart
1
STK DVD Kl: grijs
Usb stick “opschrift” [x] (goednr [y])
1
STK Computer LENOVO personal computer beslagcode [1])
1
STK Computer MENA personal computer (beslagcode [2])
1
STK Harddisk SEAGATE beslagcode [3]
82
STK DVD cd’s/DVD’s (1 t/m 82) (beslagcode [4])
dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer 1]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 10.000 te vermeerderen met de wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag van € 10.000.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte niet inhoudelijk betwist. De raadsman van de verdachte heeft zich evenwel op het standpunt gesteld dat bij toewijzing van de vordering de vervangende hechtenis in het kader van de schadevergoedingsmaatregel op 1 dag dient te worden gesteld aangezien de verdachte na het ondergaan van de door de advocaat-generaal geëiste straf en maatregel niet in staat zal zijn de door de benadeelde partij gevorderde schadevergoeding te voldoen hetgeen een onvermijdbare detentie voor de verdachte zal betekenen daar hij de volledige vervangende hechtenis zal moeten ondergaan.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot het gevorderde bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 juni 1995 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsman ten aanzien van de vervangende hechtenis. Deze zal op 85 dagen worden gesteld. Anders dan in de door de raadsman aangehaalde rechtspraak waarin tot TBS met dwangverpleging was veroordeeld, zal aan de verdachte TBS met voorwaarden worden opgelegd. De verdachte – die eerder betaald werk heeft verricht – zal gedurende (een deel van) de tenuitvoerlegging van deze maatregel kunnen werken. De huidige financiële situatie van de verdachte lijkt op grond van de bij het hof beschikbare gegevens bovendien niet uitzichtloos. Niet gezegd kan worden dat op voorhand vaststaat dat het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel slechts zal leiden tot het in de toekomst tenuitvoerleggen van vervangende hechtenis van 85 dagen.
De verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 10.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde onder 1 en 2 is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 1], te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 juni 1995 tot aan de dag der algehele voldoening.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36b, 36c, 36f, 37a, 38, 38a, 55, 57, 240b, 244 en 247 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld, onder de voorwaarde dat

- de ter beschikking gestelde geen strafbare feiten pleegt;
- de ter beschikking gestelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van één of meerdere vingerafdrukken en/of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de ter beschikking gestelde zijn medewerking zal verlenen aan het verstrekken van een pasfoto en het verstrekken van informatie zoals bedoeld in het kader van het landelijke opsporingsbeleid ten aanzien van TBS-gestelden;
- de ter beschikking gestelde zich onder toezicht van de reclassering stelt en zich houdt aan de voorschriften en aanwijzingen die door of namens de reclassering aan hem gegeven worden. Betrokkene zorgt ervoor dat hij te allen tijde bereikbaar is voor de reclassering, zijn behandelaren en zijn begeleiders;
- de ter beschikking gestelde meewerkt aan het convenant tussen reclassering en politie, dat onder meer inhoudt dat hij door de wijkagent bezocht kan worden in zijn huis of omgeving;
- de ter beschikking gestelde zich niet buiten de Europese landsgrenzen van Nederland zal begeven;
- de ter beschikking gestelde niet van adres zal wijzigen c.q. verhuizen zonder overleg met en toestemming van de reclassering. Overnachtingen op een ander adres dan zijn vaste verblijfsadres, worden vooraf met de reclassering besproken;
- de ter beschikking gestelde de reclassering zicht op de voortgang van zijn behandeling en begeleiding verschaft en de reclassering toestemming verleent om relevante referenten te raadplegen en contact te onderhouden met personen en instanties die deel uitmaken van zijn netwerk;
- de ter beschikking gestelde op geen enkele wijze contact heeft met de slachtoffers in onderhavige zaak: dochter [slachtoffer 2], geboren op [geboortejaar] 2005 en nicht [slachtoffer 1], geboren op [geboortejaar] 1990, tenzij anders besloten, nader te bepalen door de reclassering en/of andere instanties. Hij houdt zich aan de aanwijzingen die door deze instanties aan hem gegeven worden, ook ten aanzien van zijn dochter, die woonachtig is op de [plaats] of toekomstige kinderen;
- de ter beschikking gestelde verboden wordt contact te (laten) leggen met minderjarigen. Hij houdt zich aan de aanwijzingen die door de reclassering, zijn behandelaren en zijn begeleiders aan hem gegeven worden.
- de ter beschikking gestelde meewerkt aan een klinische behandeling (nog nader te bepalen door IFZ), of soortgelijke instelling zulks ter beoordeling van NIFP-IFZ en zal zich houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar worden gegeven, ook als dit inhoudt de inname van de hem door de behandelaren voorgeschreven medicatie op de voorgeschreven wijze en controle hierop;
- de ter beschikking gestelde na zijn klinische behandelopname meewerkt aan een Ambulant Forensisch Psychiatrisch Toezicht (FPT) bij een nader te indiceren klinische behandelsetting, ook als dit betekent een time-out opname van maximaal veertien weken per kalenderjaar; - de ter beschikking gestelde meewerkt aan behandel- en begeleidingstrajecten betreffende resocialisatie en nazorg, overeenkomstig de te geven aanwijzingen door de reclassering. Ook als dit inhoudt een forensische ambulante (deeltijd) behandeling bij een nader te bepalen forensische polikliniek;
- de ter beschikking gestelde zich na zijn klinische behandeling laat opnemen in een RIBW indien dit door de behandelaars en/of reclassering nodig wordt geacht en/of ambulant begeleiden in een door een door de reclassering goedgekeurde en geschikte woonplek;
- de ter beschikking gestelde zich inzet voor het realiseren en behouden van een passende en door de reclassering goedgekeurde dagbesteding;
- de ter beschikking gestelde inzage in zijn financiën geeft en indien nodig meewerkt aan een passend financieel begeleidingstraject;
- de ter beschikking gestelde openheid over het aangaan en onderhouden van (partner)relaties geeft. Hij werkt mee aan de opbouw van een steunend sociaal netwerk en verleent toestemming tot contactopname met een nieuwe relatie;
- de ter beschikking gestelde zich op welke wijze dan ook onthoudt van het op digitale wijze (met een seksuele intentie) communiceren met minderjarigen/kinderen en/of zich onthoudt van gedragingen die zijn gericht op internetomgevingen waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen en/of onthoudt zich van gedragingen die zijn gericht op internetomgevingen waarin over seksuele handelingen met minderjarigen/kinderen wordt gecommuniceerd, terwijl het daarop uitgeoefende toezicht de afspraak omvat dat betrokkene geen wisprogramma’s op zijn digitale apparatuur mag hebben of gebruiken en het toezicht verder mede kan bestaan uit controle van zijn computer(s) en andere apparatuur waarop afbeeldingen (kunnen) worden opgeslagen of waarmee het internet kan worden benaderd;
- de ter beschikking gestelde zich houdt aan de afspraken omtrent middelengebruik die met zijn behandelaar en de reclassering maakt en laat zich hier indien nodig op controleren via urine- en blaascontroles;
Geeft aan Reclassering Nederland opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de terbeschikkinggestelde bij de naleving van de voorwaarden te begeleiden.

Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1
SD-kaart
1
STK DVD Kl: grijs
Usb stick “opschrift” [x] (goednr [y])
1
STK Computer LENOVO personal computer beslagcode [1])
1
STK Computer MENA personal computer (beslagcode [2])
1
STK Harddisk SEAGATE beslagcode [3]
82
STK DVD cd’s/DVD’s (1 t/m 82) (beslagcode [4]).

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 10.000,00 (tienduizend euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 10.000,00 (tienduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
85 (vijfentachtig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 7 juni 1995.
Dit arrest is gewezen door mr. D.M. Thierry,
mr. C.H.M. Royakkers en mr. J.W. van den Hurk,
in bijzijn van de griffier mr. F. van Vliet.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 11 april 2019.