Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 29 januari 2019
[naam 1] ,
[naam 2] ,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
is in eerste aanleg niet verschenen. Tegen hem is verstek verleend.
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen een verstekvonnis van de kantonrechter te Rotterdam, gewezen op 4 mei 2018. De zaak betreft een geschil tussen [appellant], eigenaar van een woning, en [geïntimeerde], die de woning beheerde op basis van een beheerovereenkomst. De beheerovereenkomst, die op 7 februari 2017 werd gesloten, verplichtte [geïntimeerde] om maandelijks € 1.600,-- aan [appellant] te betalen. Echter, na de ontdekking van een hennepkwekerij in de woning op 20 september 2017, heeft [appellant] [geïntimeerde] aansprakelijk gesteld voor de schade en de achterstallige betalingen. In eerste aanleg vorderde [appellant] een totaalbedrag van € 16.089,20, maar [geïntimeerde] is niet verschenen, waardoor verstek werd verleend.
In hoger beroep heeft [appellant] zijn eis vermeerderd en verzocht om wettelijke rente over het volledige bedrag van € 16.089,20. Het hof heeft vastgesteld dat de eisvermeerdering tijdig aan [geïntimeerde] is kenbaar gemaakt, waardoor deze beoordeeld kon worden. Het hof oordeelde dat de wettelijke rente over het bedrag van € 1.600,-- correct was toegewezen, maar dat de wettelijke rente over het resterende bedrag van € 14.489,20 niet op basis van artikel 6:119a BW kon worden toegewezen, omdat dit artikel alleen van toepassing is op handelsovereenkomsten. Het hof heeft de wettelijke rente over dit bedrag toegewezen op basis van artikel 6:119 BW, met als ingangsdatum 9 januari 2018.
Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd en [geïntimeerde] veroordeeld tot betaling van het totaalbedrag van € 17.025,09, inclusief wettelijke rente en proceskosten. Het arrest is uitgesproken op 29 januari 2019.