ECLI:NL:GHDHA:2019:78

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
29 januari 2019
Publicatiedatum
22 januari 2019
Zaaknummer
200.215.578/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van een huurder tegenover netbeheerder in verband met hennepteelt

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag, gaat het om de aansprakelijkheid van een huurder, aangeduid als [geïntimeerde], tegenover de netbeheerder Stedin Netbeheer B.V. Het hof heeft eerder, in een arrest van 30 oktober 2018, bewijs opgedragen aan [geïntimeerde], die vervolgens heeft besloten om van bewijslevering af te zien. Dit leidde tot de beoordeling van het hoger beroep door Stedin, die schadevergoeding eiste voor de kosten die zij had gemaakt in verband met hennepteelt in de woning die door [geïntimeerde] werd gehuurd.

Het hof oordeelde dat [geïntimeerde] niet had voldaan aan haar zorgplicht jegens Stedin, wat resulteerde in haar aansprakelijkheid voor de door Stedin geleden schade. De schadevergoeding bestond uit verschillende posten, waaronder stroomverbruik, capaciteitstarief en kosten voor ontoelaatbaar handelen. Het hof heeft vastgesteld dat Stedin onvoldoende bewijs had geleverd voor het aantal oogsten, maar dat er wel voldoende aanwijzingen waren voor één eerdere oogst en een onvoltooide kweek.

Uiteindelijk heeft het hof de vordering van Stedin toegewezen tot een bedrag van € 3.084,15, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 6 december 2013. Daarnaast is [geïntimeerde] veroordeeld in de proceskosten van zowel de eerste aanleg als het hoger beroep. Het arrest is uitgesproken op 29 januari 2019 door de rechters J.W. Frieling, A.D. Kiers-Becking en J.E.H.M. Pinckaers.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.215.578/01
Zaaknummer rechtbank : 3702960 \ CV EXPL 14-6547
arrest van 29 januari 2019
inzake
Stedin NetbeheerB.V.,
gevestigd te Rotterdam,
appellante,
hierna te noemen: Stedin,
advocaat: mr. A. Ester te Zwijndrecht,
tegen
[geïntimeerde]
Wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. M.P.G. Glas te Gouda.

1.Het geding

1.1.
Voor het verloop van het geding tot aan het arrest van 30 oktober 2018 verwijst het hof naar dat arrest. Bij dat arrest heeft het hof [geïntimeerde] bewijs opgedragen. [geïntimeerde] heeft daarop medegedeeld van bewijslevering af te zien.
1.2.
Vervolgens heeft Stedin de stukken overgelegd en hebben partijen om arrest gevraagd.

2.De verdere beoordeling van het hoger beroep

2.1.
Bij voormeld arrest van 30 oktober 2018 heeft het hof [geïntimeerde] bewijs opgedragen van feiten en omstandigheden waaruit valt af te leiden:
- dat zij de huur van de woning in mei 2013 heeft opgezegd en toen ook de sleutels bij de verhuurder heeft ingeleverd;
- dat zij gerechtvaardigd erop heeft vertrouwd dat het contract met Stedin ten aanzien van de woning was beëindigd.
2.2.
Nu [geïntimeerde] heeft afgezien van bewijslevering moet het oordeel luiden dat haar beroep op overmacht faalt, zij (toerekenbaar) niet heeft voldaan aan haar zorgplicht jegens Stedin, dat grief III van Stedin slaagt, en dat [geïntimeerde] aldus aansprakelijk is voor de door Stedin geleden schade.
2.3.
[geïntimeerde] heeft verweer gevoerd tegen de hoogte van de door Stedin gevorderde schade. Dit verweer is deels gegrond. De vordering van Stedin is in hoofdsom opgebouwd uit de volgende posten:
stroomverbruik
€ 2.229,59
capaciteitstarief
€ 688,12
kosten ontoelaatbaar handelen
€ 890,67
herstellen transport elektra + gas
€ 133,30
€ 3.941,68
2.4.
Bij de berekening van de post stroomverbruik is Stedin uitgegaan van een stroomverbruik ten behoeve van de hennepkwekerij van 182 dagen, wat gelijk staat aan twee volledige kweken van elk 70 dagen en één onvoltooide kweek van 42 dagen. [geïntimeerde] heeft zich hiertegen verweerd met de stelling dat dit uitgangspunt van Stedin is gebaseerd op subjectieve/niet-gekwantificeerde waarnemingen zoals “dikke laag stof/kalkaanslag” op armaturen/zeil, “vieze blubberlaag” en “dikke kalkaanslag” in het watervat, en “dermate vervuild” zijn van de koolstoffilters dat er minimaal twee hennepoogsten moeten zijn geweest.
2.5.
Dit bezwaar van [geïntimeerde] is in zoverre terecht, dat Stedin – tegenover dit bezwaar – niet voldoende heeft onderbouwd dat deze genoemde omstandigheden, dan wel andere omstandigheden, duiden op twee oogsten (en een onvoltooide kweek). Het rapport van Stedin waarin deze bevindingen zijn opgenomen, en waarop Stedin haar schade baseert, vermeldt echter wel het aantreffen van (een grote hoeveelheid) vuilniszakken, gevuld met restkluiten met afgeknipte steel en wortel van hennepplanten. Dit onderdeel van het rapport heeft [geïntimeerde] niet anders weersproken dan met de constatering dat zich hiervan geen foto’s in het dossier bevinden. Dat is echter onvoldoende; het hof heeft geen reden om de op dit punt in het rapport gerelateerde bevinding te betwijfelen. Deze bevinding duidt in voldoende mate op één oogst. Dat er daarna ook nog een onvoltooide kweek is geweest, is niet weersproken: dit is de kweek die op 18 november 2013 werd aangetroffen. Dat deze kweek op 42 dagen kan worden geschat heeft [geïntimeerde], mede gelet op de daarvan door Stedin in het geding gebrachte foto’s, niet voldoende gemotiveerd weersproken.
2.6.
Het hof zal aldus uitgaan van één eerdere oogst (70 dagen kweek) en een onvoltooide kweek van 42 dagen: totaal 112 dagen. [geïntimeerde] heeft ook nog de hoeveelheid elektrische apparatuur en de daarbij behorende vermogens betwist, maar die betwisting is onvoldoende tegenover het betreffende rapport van Stedin. Het hof heeft geen reden om de daarin gerelateerde bevindingen op dit punt te betwijfelen. De post stroomverbruik komt hiermee op € 2.229,59/182 x 112 = € 1.372,06.
2.7.
[geïntimeerde] heeft ook nog de post kosten ontoelaatbaar handelen betwist. Deze post ziet op de kosten die Stedin heeft gemaakt om de situatie ter plaatse kort gezegd te constateren en veilig te stellen, en te administreren. Zij heeft deze post onderbouwd met een specificatie van de verschillende gemaakte kosten gebaseerd op gemiddelden, die uitkomt het gevorderde bedrag van € 890,67, met daarbij de stelling dat in de praktijk is gebleken dat werkelijke tijdsbesteding/kosten in individuele situaties vaak dicht bij dit gemiddelde liggen. Deze onderbouwing oordeelt het hof voldoende, zodat het verweer van [geïntimeerde] op dit onderdeel faalt.
2.8.
De overige posten heeft [geïntimeerde] niet of niet voldoende gemotiveerd weersproken. De toewijsbare hoofdsom komt hiermee uit op € 3.084,15:
Stroomverbruik
€ 1.372,06
Capaciteitstarief
688,12
kosten ontoelaatbaar handelen
890,67
herstellen transport elektra + gas
133,30
€ 3.084,15
2.9.
De wettelijke rente over dit bedrag zal worden toegewezen zoals primair gevorderd.
2.10.
De overige grieven behoeven geen bespreking. Aan (nadere) bewijslevering wordt niet toegekomen omdat geen van partijen concrete feiten heeft gesteld en te bewijzen heeft aangeboden die, indien bewezen, tot een andere uitkomst zouden kunnen leiden.
2.11.
Het hof zal de vonnissen waarvan beroep vernietigen en de voormelde hoofdsom van € 3.084,15 toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 december 2013. Omdat [geïntimeerde] heeft te gelden als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, zal zij worden veroordeeld in de kosten van beide instanties. De kosten van de procedure in eerste aanleg tot op 6 april 2017, aan de zijde van Stedin, begroot het hof op € 79,15 aan kosten voor het exploot, € 30,- aan getuigentaxe, € 466 aan griffierecht en € 875,- (5 punten x tarief € 175) aan salaris van de advocaat, totaal € 1.450,15 De kosten van het hoger beroep tot op heden, aan de zijde van Stedin, begroot het hof op € 81,99 aan kosten voor het exploot, € 716 aan griffierecht en € 759,- voor het salaris van de advocaat, totaal € 1.556,99.

3.Beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden vonnissen,
en
opnieuw rechtdoende:
  • veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan Stedin van € 3.084,15, vermeerderd met de wettelijke rente (artikel 6:119 BW) vanaf 6 december 2013 tot aan de dag van algehele voldoening;
  • veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in eerste aanleg, aan de zijde van Stedin tot op 6 april 2017 begroot op € 1.450,15;
  • veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Stedin tot op heden begroot op € 1.556,99;
  • verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.W. Frieling, A.D. Kiers-Becking en J.E.H.M. Pinckaers en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 januari 2019 in aanwezigheid van de griffier.