Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Arrest d.d. 12 maart 2019
de stichting STICHTING TER EXPLOITATIE VAN NABURIGE RECHTEN,
de vennootschap naar vreemd recht CLT-UFA S.A.,
ALL MUSIC PUBLISHING B.V.,
[naam 1],
Het verloop van het geding
De beoordeling van het hoger beroep
(…)
All Music’) en Tel Sell B.V. (‘
Tel Sell’) een overeenkomst gesloten, die mede is ondertekend door [naam 2] , de dochter van de toenmalige eigenaresse van Tel Sell B.V., [de toenmalige eigenaresse van Tel Sell B.V.] . In deze overeenkomst – hierna: [de Overeenkomst] – is onder meer het volgende opgenomen:
IN AANMERKING NEMENDE DAT:
hunafspraken met Tel Sell’ (onderstreping door het hof) in punt 3.12 van SENA’s CvA.
Clara Wichmann’ (ECLI:NL:HR:2010:BK4549), die er op neerkomt dat de partij (in die zaak: de SGP), die zich in de voorgaande instantie had gevoegd zelfstandig en op zelfstandig aangevoerde gronden een rechtsmiddel tegen de uitspraak in die instantie kan aanwenden om te voorkomen dat die uitspraak jegens hem gezag van gewijsde verkrijgt, is in de visie van AMP c.s. niet van toepassing op het onderhavige geval, aangezien RTL zich niet in de voorgaande instantie, bij de rechtbank, had gevoegd. AMP c.s. merken op dat, omdat RTL geen partij in de rechtbankprocedure was, het Vonnis geen gezag van gewijsde jegens RTL kan verkrijgen en verbinden daaraan, zo begrijpt het hof, de conclusies dat de ratio achter voormelde regel van de HR hier ontbreekt en dat daarentegen de regel van het arrest van de HR van 14 maart 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC6692), dat degene die zich voor het eerst in cassatie voegt niet zelf middelen tegen de bestreden uitspraak kan aanvoeren, in dit geval (overeenkomstige) toepassing moet vinden. Met deze redenering zien AMP c.s. echter over het hoofd dat het HR-arrest van 14 maart 2008 specifiek ziet op de situatie in cassatie en, onder meer omdat in cassatie geen plaats is voor nieuwe stellingen en weren, de daarin neergelegde regel niet past bij de situatie in hoger beroep – in dat arrest is ook beslist dat, anders dan in hoger beroep, tussenkomst in cassatie niet mogelijk is – en voorts dat indien, zoals AMP c.s. voorstaan, RTL, nadat zij zich in hoger beroep had gevoegd, niet op zelfstandige gronden tegen het Vonnis zou kunnen opponeren, het in deze zaak te wijzen arrest gezag van gewijsde jegens haar kan krijgen zonder dat zij haar standpunten ten volle naar voren heeft kunnen brengen. Hierdoor zou voeging voor het eerst in hoger beroep zo onaantrekkelijk worden gemaakt dat daarmee het nuttig effect zou worden ontnomen aan de van toepassing verklaring in artikel 353 lid 1 Rv van de voegingsregeling van artikel 217 e.v. Rv in hoger beroep, waarbij van belang is dat het nuttig effect van voeging zich juist voordoet in de situatie dat de partij aan wiens zijde voeging plaatsvindt in de ogen van zich voegende partij niet al het mogelijke heeft aangevoerd. De regel uit HR 14 maart 2008 leent zich kortom niet voor overeenkomstige toepassing op de situatie dat in hoger beroep wordt gevoegd. Dit een en ander brengt naar het oordeel van het hof met zich, dat de partij die zich voor het eerst in hoger beroep heeft gevoegd zelfstandig stellingen kan aanvoeren ten betoge dat het bestreden vonnis niet in stand kan blijven, met dien verstande evenwel dat deze stellingen niet strijdig mogen zijn aan die van de partij aan wiens zijde wordt gevoegd (zie rov. 3.5 van HR 22 juni 2012 ‘
Zeedijk/Heineken’, ECLI:NL:HR:2012:BW9067).
De betaling van de artikel 7 bedoelde billijke vergoeding dient te geschieden aan (SENA) die met uitsluiting van anderen met de inning en verdeling van deze vergoeding is belast. Ten aanzien van de vaststelling van de hoogte van de vergoeding en de inning daarvan alsmede de uitoefening van het uitsluitend recht vertegenwoordigt (SENA) de rechthebbenden in en buiten rechte’.
met uitsluiting van anderen’ met de ‘
inning en verdeling’ van de vergoeding is belast. In de tweede volzin, waarin onder meer is bepaald dat SENA de rechthebbenden vertegenwoordigt bij het vaststellen van de hoogte van de billijke vergoeding, ontbreken de woorden ‘
met uitsluiting van anderen’. Aangenomen moet worden dat dit op een bewuste keuze van de wetgever berust. Derhalve is in de WNR aan SENA niet een exclusieve/privatieve vertegenwoordigingsbevoegdheid voor de vaststelling van de billijke vergoeding verleend. De EU-richtlijnen over naburige rechten schrijven zo een exclusieve bevoegdheid voor een collectieve beheersorganisatie evenmin voor. Dit betekent dat AMP c.s. zelf met Tel Sell B.V. de billijke vergoeding konden afspreken. De andersluidende stelling van AMP c.s. wordt verworpen.
haar werkzaamheden’ het bedrag van € 3000,- ex btw van Tel Sell B.V. ontvangt. De enige ‘werkzaamheden’ van AMP die in die overeenkomst worden genoemd, zijn terug te vinden in artikel 2.2: het op verzoek van Tel Sell B.V. ‘
laten vervaardigen’ van ‘
uitvoeringen’ van de compositie ‘Lolly’. Daarmee wordt klaarblijkelijk bedoeld: het ‘(doen) vervaardigen van (een) fonogram(men)/geluidsopname(n)’ van ‘uitvoeringen’ – door (veronderstellenderwijs) [appellant sub 2] , zie rov. 4.1(a) – van dat muziekwerk. Dit wordt onderstreept in de artikelen 3.1 en 3.2, waarin wordt gesproken over de door AMP ‘
aangeleverde uitvoeringen’: de opnamen (fonogrammen) van de uitvoeringen die AMP heeft laten vervaardigen worden door AMP aan Tel Sell B.V. ‘aangeleverd’. Bij het ‘(doen) vervaardigen van (een) fonogram(men)/geluidsopname(n)’ en ‘uitvoeringen’ gaat het om naburige rechten (zie rov. 1.a).
geen additionele kosten’. Het gaat blijkens de stellingen van AMP c.s. bij de rapportageverplichting in kwestie dan ook niet om een rapportage in verband met een extra vergoeding die Tel Sell B.V. verschuldigd zou zijn, maar om een inspanning van haar die ertoe strekt dat derden, via de SENA-repartitie, een vergoeding aan AMP moeten betalen (vgl. rov. 3.9). De billijke vergoeding van artikel 7 WNR, waarop AMP c.s. aanspraak maken, moet worden uitgelegd in overeenstemming met artikel 8 lid 2 Verhuurrichtlijn, waarin is bepaald dat de billijke vergoeding wordt uitgekeerd ‘
door de gebruiker’ – dat is in dit geval Tel Sell B.V. (zie ook rov. 4.1(b)) – en dus niet door anderen. Dit strookt met de vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de EU (HvJEU) dat de auteursrechtelijke billijke vergoeding – hier niet toepasselijke uitzonderingen daargelaten – moet worden bekostigd door degene die het nadeel aan de rechthebbende toebrengt en dat het uiteindelijk de gebruiker moet zijn die de vergoeding betaalt (zie o.m. punt 45 van HvJEU 21 oktober 2010, zaak C-467/08 ‘
Padawan’; punt 23 van HvJEU 11 juli 2013, zaak C-521/11 ‘
Amazon I’; punt 22 van HvJEU 21 april 2016, C-572/14 ‘
Amazon II’).
Ten aanzien van het verlenen van toestemming als bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a en 8 is het bepaalde in de derde en vierde volzin van dit artikel van overeenkomstige toepassing.’ (de derde volzin bevatte de akte-eis voor overdracht).
Tandartspraktijk’ en punt 35 van het arrest van het HvJEU van 27 februari 2014, zaak C-351/12 ‘
OSA’). Hieruit volgt dat de producent en uitvoerend kunstenaar in de genoemde situatie geen verbodsrecht hebben. Zij hebben dus ook niet het recht om voor het uitzenden wel of niet toestemming te verlenen, vergelijk punt 37 van het door AMP c.s. in dit verband genoemde arrest van het HvJEU van 27 juni 2013, zaken C-457/11 t/m 460/11 ‘
VG Wort’, en voorts punt 65 van het HvJEU-arrest van 5 maart 2015, zaak C-463/12 ‘
Copydan’. Dus: de omstandigheid dat [de Overeenkomst] een toestemming van AMP c.s. bevat voor het uitzenden van de ‘Lolly’-Opname, neemt de verplichting van Tel Sell B.V. om de in artikel 7 WNR genoemde billijke vergoeding te betalen, niet weg. Met andere woorden: toestemming van de rechthebbende is in de hier aan de orde zijnde artikel 7 WNR-context – uitzending van een voor handelsdoeleinden uitgegeven fonogram – een irrelevant fenomeen.