ECLI:NL:GHDHA:2019:591
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in vervolging van vreemdeling met vervalste reisdocumenten
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, een vreemdeling zonder vaste woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden voor het gebruik van vervalste reisdocumenten. De tenlastelegging betrof het opzettelijk gebruik van een vals Grieks paspoort en identiteitsbewijs bij de grenscontrole voor een reis naar Groot-Brittannië. Tijdens de zitting heeft de verdachte verklaard dat hij deze documenten in Nederland had gekocht en dat hij asiel wilde aanvragen in Groot-Brittannië.
Het hof heeft vastgesteld dat artikel 31 van het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen van toepassing is, wat inhoudt dat het vreemdelingen niet kan worden tegengeworpen als zij in het kader van hun vlucht niet de juiste reisformaliteiten volgen. Dit betekent dat de bescherming die deze bepaling biedt, niet kan worden ontzegd op de enkele grond dat de verdachte zich niet onverwijld bij de autoriteiten heeft gemeld of geen asielaanvraag heeft gedaan. Gezien deze overwegingen heeft het hof besloten dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van de verdachte.
Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en het Openbaar Ministerie ter zake van het ten laste gelegde niet-ontvankelijk verklaard in zijn strafvervolging. Deze beslissing is genomen in het belang van de bescherming van de rechten van de verdachte, zoals vastgelegd in internationale verdragen.