ECLI:NL:GHDHA:2019:3993
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van verdachte in hoger beroep wegens afwezigheid en gebrek aan grieven
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 18 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag van 6 september 2016. De verdachte, geboren in Turkije en thans zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was niet verschenen op de zitting in hoger beroep. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep, gezien zijn afwezigheid en het feit dat hij geen schriftelijke grieven heeft ingediend tegen het eerdere vonnis.
In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, en was hem de ontzetting uit het recht om statutair bestuurder te zijn voor een periode van 2 jaren opgelegd. Ondanks deze veroordeling heeft de verdachte geen bezwaren geuit tegen het vonnis tijdens de zitting in hoger beroep. Het hof heeft ambtshalve geen redenen gezien voor een inhoudelijke behandeling van de zaak, en heeft daarom besloten de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep, conform artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De beslissing van het hof is als volgt: de verdachte wordt niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. Dit arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof op 18 oktober 2019, door de rechters C.G.M. van Rijnberk, O.E.M. Leinarts en W.M. Limborgh, in aanwezigheid van de griffier H. van den Hove.