Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer20/02914
Datum7 december 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 18 oktober 2019, nummer 22-004199-16, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
hierna: de verdachte.
1.Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben J.S. Nan en N. Gonzalez Bos, beiden advocaat te ’s-Gravenhage, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot nietigverklaring van de appeldagvaarding.
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
2.1
Het cassatiemiddel richt zich onder meer tegen het oordeel van het hof dat de dagvaarding in hoger beroep rechtsgeldig is betekend.
2.2
Uit de stukken van het geding blijkt, voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, het volgende. Het vonnis van de rechtbank houdt als adres van de verdachte in: [a-straat 1] [plaats] (Turkije). Een akte van uitreiking, gehecht aan de dagvaarding in hoger beroep voor de zitting van 18 oktober 2019, houdt in dat de dagvaarding op 22 augustus 2019 is uitgereikt aan de griffier van de rechtbank Den Haag, omdat van de geadresseerde geen woon- of verblijfplaats in Nederland bekend is. Verder is een afschrift van de dagvaarding als gewone brief rechtstreeks verzonden aan het adres: [a-straat 1], [plaats] (Turkije). De Informatiestaat SKDB-persoon van 21 augustus 2019 houdt in dat de verdachte vanaf 17 januari 2014 geen BRP-adres in Nederland heeft (‘Vertrokken Onbekend Waarheen’) en dat hij niet gedetineerd is. De berechting in hoger beroep heeft bij verstek plaatsgevonden. Zowel het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 18 oktober 2019 als het arrest van het hof vermelden als adres van de verdachte: [a-straat 1], [plaats] (Turkije).
2.3.1
Artikel 588 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) luidde ten tijde van de uitreiking van de dagvaarding in hoger beroep als volgt:
“De uitreiking aan de geadresseerde van wie de woon- of verblijfplaats in het buitenland bekend is, geschiedt door toezending van de mededeling door het openbaar ministerie, hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenkomst van de bevoegde buitenlandse autoriteit of instantie en, voor zover een verdrag van toepassing is, met inachtneming van dat verdrag. (...)”
2.3.2
Als op grond van het daartoe ingestelde onderzoek als vaststaand kan worden aangenomen dat de verdachte niet is ingeschreven in de basisregistratie personen (BRP) en niet in Nederland is gedetineerd, en ook niet een feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland, maar wel een adres in het buitenland bekend is, vindt – zoals volgt uit artikel 588 lid 2 (oud) Sv – de betekening van de dagvaarding plaats door toezending van de dagvaarding door het openbaar ministerie hetzij rechtstreeks aan het laatst bekende adres van de verdachte in het buitenland, hetzij door tussenkomst van de bevoegde buitenlandse autoriteit of instantie en, voor zover een verdrag van toepassing is, met inachtneming van dat verdrag. Door die toezending is de dagvaarding rechtsgeldig betekend. (Vgl. HR 12 maart 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD5163, rechtsoverweging 3.19.)
2.3.3
In de onderhavige zaak zijn de volgende verdragsbepalingen van belang.
- Artikel 7 lid 1 van het Europees Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken (hierna: EVR):
“De aangezochte Partij doet de processtukken en rechterlijke beslissingen die haar met dat doel door de verzoekende Partij worden toegezonden, aan de betrokkenen toekomen.
Dit kan geschieden door toezending van het processtuk of van de beslissing aan de geadresseerde. Indien de verzoekende Partij hierom uitdrukkelijk vraagt, worden de stukken door de aangezochte Partij medegedeeld volgens een van de procedures waarin haar wetgeving voor dergelijke betekeningen voorziet of volgens een bijzondere procedure die met haar wetgeving verenigbaar is.”
- Artikel 16 lid 1 van het Tweede aanvullend Protocol bij het EVR luidt:
“De bevoegde rechterlijke autoriteiten van een Partij kunnen gerechtelijke stukken en rechterlijke uitspraken rechtstreeks per post toezenden aan personen die zich op het grondgebied van een andere Partij bevinden.”
- Het door de Turkse regering gemaakte voorbehoud bij die bepaling luidt:
“In connection with Article 16, the Republic of Turkey does not accept directly address by post of judicial decisions and other documents by foreign authorities to the persons who are in the territory of Turkey via mail.”
2.3.4
Uit het samenstel van artikel 588 lid 2 (oud) Sv en de hiervoor genoemde verdragsbepalingen volgt dat in het onder 2.3.2 bedoelde geval waarin een adres in Turkije bekend is, de toezending van de dagvaarding door het openbaar ministerie uitsluitend door tussenkomst van de bevoegde Turkse autoriteit of instantie kan plaatsvinden.
2.4
Uit de onder 2.2 genoemde stukken moet worden afgeleid dat de verdachte ten tijde van het betekenen van de dagvaarding in hoger beroep niet was gedetineerd en dat van hem niet een feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland, maar wel een adres in Turkije bekend was. Gelet hierop en in aanmerking genomen wat onder 2.3 is overwogen, is het kennelijke oordeel van het hof dat de dagvaarding in hoger beroep rechtsgeldig is betekend, niet toereikend gemotiveerd. De klacht slaagt daarom. De Hoge Raad zal de dagvaarding in hoger beroep nietig verklaren.
2.5
Gelet op de beslissing die hierna volgt, is bespreking van het restant van het cassatiemiddel niet nodig.
3.Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- verklaart de dagvaarding in hoger beroep nietig.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
7 december 2021.
7 december 2021.