Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 20 augustus 2019
[naam] Holding B.V.,
[naam] Engineering B.V.,
[appellant 3],
De Ontvanger van de Belastingdienst / Midden- en kleinbedrijf,
Het geding
De feiten
In het overleg van 28 maart 2018 tussen uw cliënten en de Belastingdienst hebben wij gesproken over de afwikkeling van de schuldpositie van [Holding] B.V., [Engineering] B.V. en de Fiscale eenheid omzetbelasting [appellant]
De vordering in eerste aanleg en de beslissing van de voorzieningenrechter
- de Ontvanger te veroordelen tot medewerking aan de tenuitvoerlegging van de in de kwijtscheldingsbeschikking vastgelegde regeling;
- de Ontvanger te veroordelen om alle ten laste van [Holding] , [Engineering] en/of [appellant 3] gelegde beslagen op te heffen;
- indien en voor zover daartoe aanleiding bestaat zodra de regeling tussen partijen volledig is nageleefd, de Ontvanger te veroordelen de reeds genomen invorderingsmaatregelen op te schorten en de Ontvanger te verbieden nieuwe invorderingsmaatregelen te nemen;
- de Ontvanger te veroordelen in de kosten van dit geding (inclusief de nakosten) te vermeerderen met de wettelijke rente.
.
De vordering in hoger beroep en de grieven
De beoordeling van het hoger beroep
détournement de pouvoir) zou hebben geschonden. Hierbij geldt dat niet is gebleken dat het handelen van de Ontvanger ten opzichte van [appellant] is ingegeven door “persoonlijke frustratie en wrok”. De stelling van [appellant] dat de Ontvanger niet (meer) gemotiveerd reageert op verzoeken van [appellant] tot overleg ter zake van de belastingschulden is hiervoor eveneens onvoldoende: de Ontvanger heeft in het verleden juist vele malen met [appellant] getracht om tot een minnelijke oplossing te komen en ook de afwijzing van de voorstellen van [appellant] gedaan na het vervallen van de kwijtscheldingsbeschikking is door de Ontvanger voorzien van een motivering. Ook de derde grief faalt.
Beslissing
- wijst de vordering tot terugbetaling af;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van de Ontvanger tot op heden begroot op € 726,-- aan griffierecht en € 1.611,-- aan salaris advocaat;