ECLI:NL:GHDHA:2019:3874

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
3 september 2019
Publicatiedatum
20 april 2020
Zaaknummer
200.259.299/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van hoger beroep zonder grieven in civiele zaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 3 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellanten, vertegenwoordigd door een executeur in de nalatenschap van een overledene, waren in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Den Haag, dat op 20 februari 2019 was gewezen. Het hoger beroep werd ingesteld bij exploot van 25 april 2019. De zaak werd op verschillende data behandeld, maar de appellanten hebben geen memorie van grieven ingediend, ondanks herhaalde verzoeken om dit te doen. Hierdoor is het recht op het indienen van grieven vervallen volgens de relevante procesregels.

Het hof heeft vervolgens beoordeeld of de appellanten ontvankelijk waren in hun hoger beroep. Aangezien er geen grieven waren aangevoerd, kon het hof het geschil niet inhoudelijk beoordelen. De appellanten werden daarom niet-ontvankelijk verklaard in hun hoger beroep. Daarnaast zijn de appellanten veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep, die zijn begroot op een totaal van € 861,--, bestaande uit griffierecht en advocaatkosten.

Deze uitspraak benadrukt het belang van het indienen van grieven in hoger beroep en de gevolgen van het niet naleven van procesregels. Het hof heeft zijn beslissing genomen in aanwezigheid van de griffier, en de uitspraak is openbaar gedaan.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer: 200.259.299/01
Zaak-/rolnummer rechtbank: C/09/548112 / HA ZA 18-193

Arrest van 3 september 2019

inzake
1.
[appellant], in diens hoedanigheid van executeur in de nalatenschap van [naam],
en voor zich,
wonende te [woonplaats 1],
2.
[appellante],
wonende te [woonplaats 2],
appellanten,
hierna te noemen: [appellant] c.s.,
advocaat: onttrokken (voorheen mr. J.G. Schnoor te Den Haag),
tegen

[geïntimeerde],

wonende te [woonplaats 3],
geïntimeerde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. W.J.A. van Es te Steenwijk.

Het geding

Bij exploot van 25 april 2019 is [appellant] c.s. in hoger beroep gekomen van het vonnis van 20 februari 2019, van de rechtbank Den Haag. De zaak is op de rolzitting van 14 mei 2019 aangebracht en aangehouden tot 11 juni 2019 in afwachting van de betaling van het griffierecht.
Hierna is de zaak verwezen naar de rol van respectievelijk 25 juni 2019 en 23 juli 2019 voor het nemen van de memorie van grieven.
Op de rol van 23 juli 2019 is er geen memorie van grieven genomen en heeft de advocaat van [appellant] c.s. zich onttrokken, waarna de zaak is verwezen naar de rol van 6 augustus 2019 voor het stellen van een advocaat en het nemen van de memorie van grieven.
Op de rol van 6 augustus 2019 heeft zich geen advocaat gesteld en is er geen memorie van grieven genomen, waardoor het recht op het nemen van de memorie van grieven op grond van artikel 133 lid 4 Rv en artikel 1.7 van het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven (hierna: LPH) is vervallen. Ten slotte is de zaak met inachtneming van artikel 2.14 LPH naar heden verwezen voor arrest.

Beoordeling van de ontvankelijkheid van het hoger beroep

In hoger beroep kan het hof het geschil alleen beoordelen aan de hand van behoorlijk in het geding naar voren gebrachte grieven. Nu [appellant] c.s. geen grieven heeft aangevoerd, dient hij niet-ontvankelijk te worden verklaard in het hoger beroep.

Beslissing

Het hof:
- verklaart [appellant] c.s. niet-ontvankelijk in het hoger beroep;
- veroordeelt [appellant] c.s. in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van De
Zomer tot op heden begroot op € 324,-- aan griffierecht en € 537,-- aan salaris voor de advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.E.H.M. Pinckaers, M.P.J. Ruijpers en M.A.F. Tan-de Sonnaville en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 september 2019 in aanwezigheid van de griffier.