Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
Artikel 1 - partneralimentatie
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de partneralimentatie tussen de man en de vrouw na hun echtscheiding. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.J. Sparreboom, heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Rotterdam, waarin zijn verzoek om beëindiging van de alimentatieverplichting werd afgewezen. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.C. Heijmann, heeft incidenteel hoger beroep ingesteld, waarbij zij wijziging van de alimentatie heeft verzocht. De man stelt dat de vrouw samenwoont met een nieuwe partner, waardoor zijn alimentatieverplichting zou eindigen op grond van artikel 1:160 BW. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw en haar nieuwe partner in 2017 en 2018 een affectieve relatie hadden, maar dat niet is aangetoond dat zij samenwoonden als waren zij gehuwd. Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd en de verzoeken van de man tot beëindiging van de alimentatie en terugbetaling van te veel ontvangen alimentatie afgewezen. Tevens is de verzoek van de vrouw tot wijziging van de alimentatie afgewezen, omdat er geen rechtens relevante wijziging van omstandigheden was aangetoond. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt.