In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 24 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontbinding van een arbeidsovereenkomst tussen [verzoekster] en [verweerster]. [Verzoekster] had de kantonrechter verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens een verstoorde arbeidsverhouding, die volgens haar was ontstaan door de betrokkenheid van [verweerster] bij de fraude gepleegd door haar voormalige partner, [X]. De kantonrechter had het ontbindingsverzoek afgewezen, maar [verzoekster] ging in hoger beroep. Het hof heeft vastgesteld dat de arbeidsverhouding tussen partijen ernstig en duurzaam verstoord is geraakt, onder andere door de jarenlange fraude van [X] en de gevolgen daarvan voor de werkvloer. Het hof oordeelde dat van [verzoekster] niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst voort te zetten, gezien het gebrek aan wederzijds vertrouwen. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en de arbeidsovereenkomst ontbonden per 24 januari 2020, met toewijzing van een transitievergoeding van € 35.257,21 aan [verweerster]. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.