In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een coffeeshop exploitant tegen een aanslag inkomstenbelasting en een vergrijpboete opgelegd door de Inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende, die sinds 2009 een coffeeshop exploiteert, heeft in zijn aangifte voor het jaar 2011 een belastbaar inkomen van € 30.603 opgegeven, inclusief een zelfstandigenaftrek van € 7.266. Na een boekenonderzoek in 2014 en 2015, waarbij is vastgesteld dat slechts 25% van de werkelijke omzet in de administratie werd verantwoord, heeft de Inspecteur de aangegeven winst verhoogd en een vergrijpboete opgelegd. De Rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard, de aanslag verminderd en de boetebeschikking deels vernietigd. Het Gerechtshof oordeelt dat de omkering en verzwaring van de bewijslast van toepassing is, omdat de vereiste aangifte niet is gedaan. De belanghebbende heeft niet aangetoond dat de uitspraak van de Rechtbank onjuist is. Het Hof bevestigt de aanslag en de boete, maar vermindert de boete met 10% vanwege overschrijding van de redelijke termijn. De zaak illustreert de toepassing van de omkering van de bewijslast in belastingzaken en de gevolgen van onjuiste aangiften.