Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Het geding
2.Feiten
Gezien de inhoud van het dossier staat vast dat de gestelde gedraging is verricht, zodat niet gesteld kan worden dat er ten onrechte een sanctie is opgelegd. Wel ziet de kantonrechter in de omstandigheden van het geval aanleiding om de opgelegde sanctie te matigen als na te melden.” Op deze gronden is het beroep tegen het handelen in strijd met een geslotenverklaring gedeeltelijk gegrond verklaard en de sanctie op nihil gezet. Bij beslissing van dezelfde datum is het andere beroep ongegrond verklaard.
3.De vordering en beslissing in eerste aanleg
4.Vordering in hoger beroep
5.Beoordeling van het hoger beroep
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter van 12 september 2018;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van het CBR tot op heden begroot op € 1.978 aan verschotten en € 4.173 (3 punten à tarief III) aan salaris advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente indien niet binnen veertien dagen na dit arrest aan de proceskostenveroordeling is voldaan;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.