Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 12 november 2019
Stichting Woonbron,
Zij de verblijven in het perceel gelegen [adres],
Het geding
De feiten
De vordering in eerste aanleg en de beslissing van de voorzieningenrechter
De grieven en de beoordeling daarvan
ex nunc) zal beoordelen met inachtneming van hetgeen door [betrokkene] in eerste aanleg is aangevoerd.
Grief 1is gericht tegen de afwijzing van de vorderingen tegen de overige krakers, terwijl tegen hen verstek is verleend. Het in eerste aanleg verleende verstek betekent volgens Woonbron dat de vorderingen tegen hen alleen hadden mogen worden afgewezen wanneer deze onrechtmatig of ongegrond voorkwamen.
Grieven 2, 3 en 4komen op tegen het oordeel dat Woonbron geen spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen, althans dat een belangenafweging in het voordeel van [betrokkene] uitvalt.
Grieven 5 en 6zijn gericht tegen de proceskostenveroordeling en het dictum.
Beslissing
- bepaalt dat deze veroordeling tot een jaar na heden ten uitvoer kan worden gelegd tegen een ieder die zich ten tijde van de tenuitvoerlegging daar bevindt of daar binnentreedt en telkens wanneer dat zich voordoet;
- veroordeelt de krakers in de kosten van de procedure in eerste aanleg, aan de zijde van Woonbron tot op 17 mei 2019 begroot op € 639,-- aan griffierecht en € 980,-- aan salaris voor de advocaat;
- veroordeelt de krakers in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van Woonbron tot op heden begroot op € 741,-- aan griffierecht en € 1.074,-- aan salaris voor de advocaat;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.