In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [verzoekster] tegen de beschikking van de rechtbank Den Haag, waarbij haar arbeidsovereenkomst met Centric Netherlands B.V. is ontbonden. [Verzoekster] was in dienst als corporate recruiter en had zich ziek gemeld. De kantonrechter oordeelde dat er geen opzegverbod gold, omdat de bedrijfsarts had vastgesteld dat [verzoekster] arbeidsgeschikt was. In hoger beroep stelt [verzoekster] dat het deskundigenoordeel van het UWV, dat na de mondelinge behandeling in eerste aanleg is verkregen, aantoont dat zij op de datum van de ontbinding niet arbeidsgeschikt was. Het hof overweegt dat het deskundigenoordeel relevant is voor de beoordeling van het opzegverbod, maar dat het ontbindingsverzoek van Centric vooral verband houdt met de verstoorde arbeidsverhouding en niet met de ziekte van [verzoekster]. Het hof bekrachtigt de beslissing van de kantonrechter en oordeelt dat de arbeidsovereenkomst terecht is ontbonden. Daarnaast wordt Centric veroordeeld tot betaling van een bedrag aan [verzoekster] ter zake van openstaande vakantiedagen.