Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Inleiding
2.De feiten
Een tijdje geleden heb ik bij jou een Audi A1 met kenteken [kenteken] gekocht. Deze aanschaf was met 1 sleutel. Zoals afgesproken. Het zou geen probleem moeten zijn om een 2de sleutel bij te laten maken, zo werd mij vertelt. Echter blijkt dit helaas lastiger te zijn dan verwacht. Ik ben bij een Audi dealer geweest om een sleutel bij te laten maken. (Audi centrum Utrecht) Na een bestelling te hebben gedaan duurde het een paar weken voordat de sleutel er was. Echter kreeg ik te horen dat er een gestolen registratie op het voertuig staat. En kan de sleutel dus niet worden ingelezen. Heb jij enig idee hoe dit kan en hoe dit opgelost kan worden? Bij de Audi dealer zijn ze erg vaag in hun uitleg en zeggen ze dat ik contact op moet nemen met de politie of met Interpol. Heb jij hier enige ervaring mee? Bij de politie hebben ze geen idee waar ik het over heb en kunnen ze niks vinden. Interpol kan ik niet bereiken. Ook zou de auto volledig zonder enige mankementen zijn. Echter de blower van de voorruit doet het al sinds de aankoop niet.”
(…)
3.De procedure bij de kantonrechter
4.De procedure in hoger beroep
5.De beoordeling in hoger beroep
Wel staat er een melding op het chassisnummer vanuit Frankrijk naar na levering aan u is gebleken”(zie nummer 2.7 hierboven). Verder geldt dat de auto strafvorderlijk is beslag genomen en ook dat duidt er op dat minst genomen sprake was van een verdenking dat de auto van diefstal afkomstig was. Dat [appellant] , als verkrijger te goeder trouw, de auto van een bestolen rechthebbende had kunnen terugvorderen doet aan het bestaan van de registratie niet af. Ook het feit dat de diefstalregistratie mogelijk niet terecht was, in die zin dat deze op een in Frankrijk gemaakte administratieve vergissing zou kunnen berusten, maakt het voorgaande niet anders.
wat mij betreft hoeft het in hoger beroep niet meer te gaan over mijn klachten over de technische staat van de auto”) als het prijsgeven van een recht moeten worden opgevat.
opnieuw rechtdoende:
- veroordeelt Vaartland tot betaling aan [appellant] van een bedrag van € 2.997, en bepaalt dat dit bedrag binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak moet zijn voldaan, bij gebreke waarvan de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW verschuldigd is vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt Vaartland tot terugbetaling aan [appellant] van al hetgeen [appellant] ter voldoening aan het vonnis van de kantonrechter van 6 april 2017 heeft voldaan;
- veroordeelt Vaartland in de kosten van het geding in eerste aanleg, aan de zijde van [appellant] tot op 6 april 2017 begroot op € 565,08 aan verschotten en € 900 aan salaris gemachtigde en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW verschuldigd is vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt Vaartland in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [appellant] tot op heden begroot op € 819,10 aan verschotten en € 1.897,50 aan salaris advocaat en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW verschuldigd is vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der algehele voldoening;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.