Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 22 oktober 2019
Het verloop van het geding
De beoordeling van het hoger beroep
Algemeen
Bestreden eindvonnis 20 september 2017
De vordering van de man
€ 1.883,41.
De vordering van de vrouw
Beschikking rechtbank Den Haag 1 juni 2012 inzake echtscheiding en verdeling
Hypotheekrente tweede hypotheekdeel met nummer [volgt nr.]
Wij zijn het uit praktische overwegingen eens met de door de vrouw genoemde bedragen.’.
Volkswagen [volgt type]
Contante geldopnames
De man mocht na 1 juni 2012 van de ABN AMRO rekening 243 opnames doen, zijn salaris werd daar ook op gestort. Bovendien heeft de vrouw de opnames onjuist opgeteld: het totale bedrag zou niet circa € 43.000 maar € 23.400 moeten zijn.’ De advocaat van de vrouw verklaart: ‘
De man heeft deze opnames gedaan tot vlak voor inschrijving van de echtscheidingsbeschikking’. De man verklaart: ‘
Ik hoor de rechtbank erop wijzen dat ik in de periode vanaf juni 2012 zeer regelmatig contante bedragen van telkens € 500 heb opgenomen van de rekening 243 en vragen wat ik daarmee heb gedaan. Ik heb die bedragen opgenomen. Dat heb ik onder mijn matras gestopt. Ik hoor mijn advocaat zeggen dat ik daarvan heb geleefd. Dat klopt: daar heb ik van geleefd. Daar heb ik mijn boodschappen van betaald. Ik hoor de rechtbank zeggen dat het verschil in antwoord ‘onder mijn matras gestopt’ en ‘ik heb ervan geleefd’ mogelijk verschillende juridische consequenties kan hebben, omdat als het geld onder de matras is gestopt het er mogelijk nog was op 26 september 2012. Mij is niet eerder gevraagd om het verloop van de rekeningen inzichtelijk te maken, alleen om het saldo te geven. Ik heb dat altijd gedaan.’ In nr. 26 van zijn MvG stelt de man dat het hem vrij stond bedragen contant op te nemen van de desbetreffende rekening en die te besteden.
Interpolis
In confesso is dat partijen het saldo van deze polissen per de peildatum bij helfte verdelen. Om praktische redenen zal de rechtbank de polissen toedelen aan de man met dien verstande dat partijen er voor kunnen opteren om, als dit fiscaal gezien gunstig is, de polissen te splitsen. Dit zal echter alleen kunnen als beide partijen het daarover eens zijn. In het andere geval geldt dat de helft van het saldo per peildatum aan de vrouw toekomt.’
Op datum inschrijving echtscheiding bedroeg het saldo van de verzekering € 49.907,27. De man heeft aan de vrouw (zonder overleg of toestemming of medeweten) laten uitbetalen € 24.953,64. Echter zoals de man zelf al stelt in zijn dagvaarding onder punt 14 dienen de door de vrouw vanaf 26 september 2015 (het hof begrijpt: 2012) tot en met 2 juni 2015 betaalde maandelijkse bedragen premie van € 185,14 verrekend te worden met het rendement. De vrouw brengt in het geding als productie 19 de afschriften waaruit blijkt dat zij altijd de maandelijkse verzekeringspremie heeft voldaan. In totaal betreft het 34 termijnen ad € 185,14. In totaal derhalve een bedrag van 34 x 185,14 = € 6.294,76. Tevens waaruit blijkt wat het saldo op 26 september 2012 was. Op datum beëindiging was het saldo € 79.035,54. Het betreft investeringen gedaan door de vrouw in een gemeenschappelijk vermogensbestanddeel na 1 januari 2012 zodat de beleggingsleer van toepassing is. De waardestijging tussen 26 september 2012 en 8 juni 2015 bedraagt derhalve € 29.128,27. De vrouw heeft 4,6 % van de waardestijging in die periode geïnvesteerd in de polis. Pas je vervolgens de beleggingsleer toe, dan betekent dit dat de vrouw ook 4,672% van de waardestijging van de polis toekomt. Dit is een bedrag van € 1347,76. Dit betekent dat er nog € 27.780,50 evenredig te verdelen is tussen de man en de vrouw. Zodat de vrouw nog dient te ontvangen € 1347,76 plus € 13.890,25.’