Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 22 oktober 2019
[appellant],
Armaris Bevrachtingen B.V.,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
Hierbij bevestigen wij, dat op 07-12-2015 de volgende reis overeengekomen is:
Oponthoud tijdens de reis dient de schipper direct te melden. (…) Voor berechting van geschillen uit de vermelde overeenkomst is bij uitsluiting de Arrondissementsrechtbank te Rotterdam bevoegd, tenzij anders overeengekomen. Evt. ontstane liggelden zijn indien niet uitdrukkelijk anders afgesproken daar af te rekenen waar ze ontstaan zijn. Bovengenoemde transportvoorwaarden/-condities zijn van toepassing (…)”
Beslissing
opnieuw rechtdoende:
- veroordeelt Armaris tot betaling van € 2.474,66, vermeerderd met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over € 1.494,72 vanaf 8 februari 2016 tot aan de dag der volledige voldoening, en vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 979,94 vanaf 30 juni 2016 tot aan de dag van volledige betaling;
- veroordeelt Armaris in de kosten van het geding in eerste aanleg, aan de zijde van [appellant] tot op 3 maart 2017 begroot op in totaal € 672,87 (€ 322,87 aan verschotten + € 350,- aan salaris advocaat (2,0 punten × € 175,- (oud)), en op € 131,- aan nasalaris voor de advocaat, nog te verhogen met € 68,- indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving in der minne aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van de uitspraak dan wel, wat betreft het bedrag van € 68,-, na de datum van betekening, moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van genoemde termijn van veertien dagen;
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Rotterdam, team kanton, locatie Dordrecht, van 3 maart 2017 voor het overige;
- veroordeelt Armaris in de kosten van het principale en incidentele hoger beroep, aan de zijde van [appellant] tot op heden begroot op in totaal € 2.252,87 (€ 415,37 aan verschotten + € 1.837,50,- aan salaris advocaat (2,0 punten × € 759,- (tarief I) in het principale hoger beroep en in het incidentele hoger beroep op € 379,50,-), en op € 131,- aan nasalaris voor de advocaat, nog te verhogen met € 82,- indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving in der minne aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van de uitspraak dan wel, wat betreft het bedrag van € 82,-, na de datum van betekening, moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van genoemde termijn van veertien dagen;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad ten aanzien van de hiervoor vermelde veroordelingen;
- wijst af het meer of anders gevorderde.