Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 12 februari 2019
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Justitie en Veiligheid),
[geïntimeerde],
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
Tirana Court of Appeal for Serious Crimes” van 29 juni 2015 een voor tenuitvoerlegging vatbare levenslange vrijheidsstraf opgelegd wegens doodslag van een politiefunctionaris en verboden wapenbezit.
exemplary behaviour’ (in de vertaling hiervoor onder 2.4: ‘
excellent behavior’) in de zin van art. 65 AWvSr. Uit de uitspraak van de Hoge Raad van 5 juli 2016 (hiervoor geciteerd onder 2.2; zie ook EHRM 9 juli 2013, inzake
Vinter e.a. tegen Verenigd Koninkrijk, nrs. 66069/09, 130/10 en 3896/10, par. 122) volgt dat het voor de veroordeelde reeds ten tijde van de oplegging van de levenslange gevangenisstraf in voldoende mate duidelijk moet zijn welke objectieve criteria zullen worden aangelegd bij de herbeoordeling, zodat hij weet aan welke vereisten zal moeten worden voldaan, wil hij – op termijn – voor verkorting van de straf of (voorwaardelijke) invrijheidsstelling in aanmerking komen. Vereist is - in de woorden van het EHRM in de zaak
Trabelsi tegen België(EHRM 4 september 2014, nr. 140/10, par. 137):
on the basis of objective, pre-established criteria of which the prisoner had precise cognisance at the time of imposition of the life sentence, whether, while serving his sentence, the prisoner has changed and progressed to such an extent that continued detention can no longer be justified on legitimate penological grounds” (onderstreping toegevoegd)
de factoaanwezig is. Daarbij kan statistische informatie over het functioneren van de procedure tot herbeoordeling, alsmede over het aantal gevallen waarin invrijheidsstelling werd toegestaan, van belang zijn (zie EHRM 26 april 2016,
Murray tegen Nederland, nr. 10511/10, par. 100). De Staat heeft echter geen voorbeelden kunnen noemen van gevallen waarin een tot levenslang veroordeelde in vrijheid is gesteld, of althans een geval waarin een veroordeelde wel om invrijheidsstelling heeft verzocht maar dat in overeenstemming met de door het EHRM geëiste procedure en criteria werd geweigerd. Het argument van de Staat, dat art. 65 AWvSr eerst bij Wet van 27 januari 1995 is ingevoerd en dat er zich dus nog geen geval kan hebben voorgedaan waarin een tot levenslang veroordeelde 25 jaar in detentie heeft doorgebracht, overtuigt niet. Aan te nemen valt dat zich in Albanië ook voor 27 januari 1995 tot levenslang veroordeelde personen in detentie bevonden voor wie de termijn van 25 jaar inmiddels is verstreken. Het hof heeft in ieder geval niet kunnen constateren dat er in Albanië daadwerkelijk een mechanisme functioneert door middel waarvan wordt beoordeeld of tot levenslang veroordeelden voor invrijheidsstelling in aanmerking komen.