1.4Vipkids heeft de zoon van [appellante] per 15 januari 2016 uitgeschreven.
2. Vipkids vordert de veroordeling van [appellante] tot betaling aan haar van een bedrag van € 8.562,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en de proceskosten, waaronder de kosten van het beslag.
3. Vipkids legt hieraan ten grondslag dat Vipkids in 2015 zoals afgesproken de opvang van de zoon van [appellante] heeft verzorgd en dat [appellante] daarom op haar beurt verplicht is tot nakoming van haar verplichtingen op grond van de overeenkomst.
4. Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter de vordering toegewezen en [appellante] in de proceskosten veroordeeld.
5. In appel vordert [appellante] vernietiging van het bestreden vonnis en alsnog afwijzing van de vordering, met veroordeling van Vipkids in de proceskosten, inclusief de nakosten.
6. Met haar twee grieven betoogt [appellante] dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat [appellante] onvoldoende (concrete feiten) heeft gesteld om de conclusie te rechtvaardigen dat zij niets hoeft te betalen voor de tweede helft van 2015 en dat de kantonrechter haar bewijsaanbod ten onrechte heeft gepasseerd.
7. Niet in geschil is dat de overeenkomst niet is opgezegd of ontbonden. De kantonrechter heeft voorts onbestreden overwogen dat voor de vraag of [appellante] moet betalen, niet van belang is of zij gebruik
heeftgemaakt van de opvang, maar of zij daarvan gebruik
konmaken. Vast staat dat dit laatste het geval was: Vipkids heeft onbetwist gesteld dat de zoon van [appellante] ook de tweede helft van 2015 naar de opvang kon komen gedurende 230 uur per maand. Een enkele keer viel er een dag uit, maar Vipkids heeft ter comparitie in appel uiteengezet dat en waarom de overeenkomst daarin voorzag en dit is niet weersproken. Het bij akte door [appellante] gedane aanbod om door middel van getuigen te bewijzen dat haar zoon niet 230 uur per week (bedoeld is waarschijnlijk: per maand) naar de opvang is geweest (akte 27 februari 2018, alinea 2), is dus niet ter zake dienend. Ten overvloede merkt het hof op dat het dossier aanwijzingen bevat dat de stelling van [appellante] dat haar zoon in de tweede helft van 2015 helemaal niet meer naar de opvang is geweest, niet juist is. Zo heeft [appellante] bij conclusie van antwoord nog opgemerkt dat haar zoontje het laatste half jaar “nog maar sporadisch” ging en er bevinden zich ook mails in het dossier die erop lijken te duiden dat de zoon van [appellante] minstgenomen af en toe nog naar de opvang ging. Mocht de redenering van [appellante] (alleen betaalplicht voor zover van de opvang gebruik is gemaakt) dus al worden gevolgd, dan is in zoverre nog steeds niet duidelijk waarom [appellante] helemaal niets meer zou hoeven te betalen.
8. [appellante] heeft ook nog aangevoerd dat zij onder druk is gezet om de overeenkomst niet op te zeggen: zij zou dan haar stage bij Vipkids niet meer mogen afmaken en Vipkids zou haar niet meer helpen bij het maken van bezwaar tegen het besluit van de Belastingdienst halverwege 2015 om de kinderopvangtoeslag stop te zetten (aldus haar verklaring tijdens de comparitie in appel). [appellante] heeft echter ook in appel haar stellingen op dit punt niet nader uitgewerkt, feitelijk noch juridisch.