Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 8 januari 2019
[appellant] ,
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Justitie en Veiligheid),
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
"with regard to detention conditions in pre-trial detention, and treatment of detainees by police officers". De Minister heeft gevraagd om nadere informatie over waar [appellant] na zijn uitlevering zal worden gedetineerd, wat de detentieomstandigheden zullen zijn en of die in overeenstemming zullen zijn met het EVRM. Verder heeft de Minister gevraagd om een garantie dat de behandeling van [appellant] door
"Ukranian police officials"niet zal leiden tot een schending van artikel 3 EVRM.
De maatstaf; artikel 3 EVRM respectievelijk artikel 19 lid 2 Handvest (grief 1)
“Deze bepaling verhindert niet dat het recht van de Unie een ruimere bescherming biedt". Echter, het feit dat het Handvest ruimere bescherming kán bieden wil niet zeggen dat dit altijd zo is. Dat artikel 19 lid 2 Handvest een ruimere bescherming biedt dan artikel 3 EVRM, volgt niet uit de tekst van artikel 19 lid 2 Handvest, noch uit de toelichting op dat artikel, noch uit de jurisprudentie van het HvJEU.
“het bestaan van verklaringen en de aanvaarding van internationale verdragen die in beginsel de eerbiediging van grondrechten waarborgen”op zichzelf
“niet volstaat”om
“een afdoende bescherming te garanderen tegen gevaar van mishandeling wanneer betrouwbare bronnen gewag maken van praktijken van de autoriteiten of van door hen getolereerde praktijken, die klaarblijkelijk in strijd zijn met de beginselen van het”EVRM. In de zaak Adelsmayr is onder meer overwogen:
“24 Wanneer de bevoegde autoriteit van de aangezochte lidstaat bewijzen heeft dat er een reëel gevaar bestaat dat personen die zich bevinden in het derde land dat om uitlevering verzoekt, onmenselijk of vernederend worden behandeld, is zij verplicht om te beoordelen of dit gevaar bestaat wanneer zij moet beslissen of een persoon aan deze staat wordt uitgeleverd, waarbij zij zich dient te baseren op objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens (...).”
De concrete toets: ernstig risico of voldoende garanties? (grieven 2 en 3)
“(….) in case of imposition of punishment related to deprivation of liberty (i.e. custodial sanction)”, zie eveneens hierboven onder 1.9.). De PG heeft daarbij benadrukt dat in alle jaren waarin ervaring is opgedaan met uitlevering niet één persoon die aan Oekraïne is uitgeleverd, is onderworpen aan marteling of onmenselijke behandeling, hetgeen het gevolg is van strikte supervisie door het kantoor van de PG specifiek op uitgeleverde personen. Anders dan [appellant] meent is het is niet aan Staat om de juistheid van die verklaring te onderbouwen of aan te tonen, maar ligt het op de weg van [appellant] om te onderbouwen en aannemelijk te maken dat de verklaring níet juist is (vgl. EHRM 23 oktober 2012 nr. 30112/09 F.A.K. tegen Nederland). Dat heeft [appellant] niet gedaan.